T-689/24 Dyrektor Krajowej Informacji Skarbowej
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).
Termijnen: Motivering departement: 13 februari 2025 Schriftelijke opmerkingen: 30 maart 2025
Trefwoorden: btw-aftrek
Onderwerp: Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: artikel 167, artikel 168, onder a) en artikel 178, onder a).
Feiten: Verzoekende partij is ‘I.S.A.’, zij exploiteert een ‘clearinghouse’ waarbij zij zich bezighoudt met het afwikkelen van transacties tussen haar leden die betrekking hebben op aankopen van gas en elektriciteit. I.S.A. heeft de belastingdienst verzocht om een individuele interpretatie betreffende de btw ter zake van haar recht op aftrek van de betaling die voortvloeit uit de facturen voor de aankoop van elektriciteit en gas, omdat zij ten tijde van de belastingaangifte over de belastingtijdvakken de aankoopfacturen nog niet had ontvangen. De facturen ontving zij pas in het volgende belastingtijdvak, maar wel vóór de indiening van de aangifte (van het vorige tijdvak). De belastingdienst heeft haar verzoek afgewezen, omdat er vanwege het ontbreken van de facturen niet voldaan is aan alle formele vereisten voor het recht op aftrek.
Overweging: De verwijzende rechter wil weten of artikel 167, artikel 168, onder a), en artikel 178, onder a), van richtlijn 2006/112 zich verzetten tegen de uitleg van het nationaal recht, volgens welke de belastingplichtigen de mogelijkheid worden ontzegd om de voorbelasting af te trekken bij de afrekening voor een belastingtijdvak waarin het recht op aftrek is ontstaan, wanneer na het tijdvak pas is voldaan aan de voorwaarden voor de uitoefening van het recht. Volgens rechtspraak van het Hof kan het aftrek van voorbelasting immers worden toegestaan indien de materiële voorwaarden zijn vervuld, ook wanneer de belastingplichtige niet voldoet aan bepaalde formele voorwaarden.
Prejudiciële vraag: Moeten artikel 167, artikel 168, onder a), en artikel 178, onder a), van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (PB 2006, L 347, blz. 1, zoals gewijzigd) en de beginselen van fiscale neutraliteit, doeltreffendheid en evenredigheid aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan een nationale bepaling als artikel 86, lid 10b, punt 1, van de btw-wet, waaruit volgt dat een belastingplichtige het recht op aftrek van de voorbelasting niet kan uitoefenen bij de aangifte voor een tijdvak waarin hij heeft voldaan aan de materiële voorwaarden voor dat recht indien hij de factuur in dat tijdvak nog niet had ontvangen, hoewel hij die factuur wel voor indiening van die aangifte heeft ontvangen?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-152/02 Terra Baubedarf-Handel; C-895/19 A; C-81/17 Zabrus Siret; C-518/14 Senatex.
Specifiek beleidsterrein: FIN-fiscaal