Op deze pagina:
Artikel 196 van het EU-Werkingsverdrag bepaalt dat de EU de samenwerking tussen de EU-lidstaten op het gebied van de civiele bescherming bevordert. Die samenwerking komt tot stand door middel van het zogeheten EU-mechanisme voor civiele bescherming. De voornaamste regels met betrekking tot dit mechanisme zijn vastgelegd in Besluit 1313/2013/EU en een uitvoeringsbesluit van de Commissie uit 2014. Het EU-mechanisme voor civiele bescherming coördineert de respons op natuurrampen en door de mens veroorzaakte rampen op EU-niveau. Met het mechanisme wordt beoogd de samenwerking tussen nationale instanties voor civiele bescherming te bevorderen, het bewustzijn en de paraatheid van het publiek met betrekking tot rampen te vergroten en te voorzien in snelle, doeltreffende en gecoördineerde hulpverlening aan de getroffen landen.
Het EU-mechanisme voor civiele bescherming kan ook bijdragen aan de uitvoering van de solidariteitsclausule (zie het ECER-dossier over deze clausule). Het mechanisme vormt namelijk één van de EU-instrumenten die kan worden geactiveerd om een ramp aan te pakken ten aanzien waarvan de solidariteitsclausule is ingeroepen. Het EU-mechanisme voor civiele bescherming staat open voor landen van de Europese Economische Ruimte (EER) en toetredende landen, kandidaat-lidstaten en potentiële kandidaten overeenkomstig de algemene beginselen en voorwaarden voor de deelname van die landen aan EU-programma's zoals vastgelegd in de desbetreffende kaderovereenkomsten en besluiten van de Associatieraad of overeenkomsten van gelijke strekking.
In dit ECER-dossier wordt ingegaan op de drie belangrijkste instrumenten van het EU-mechanisme voor civiele bescherming: het Coördinatiecentrum, de Europese pool voor civiele bescherming en rescEU.
Naar boven
Het Coördinatiecentrum voor respons in noodsituaties (ERCC) is het operationele gedeelte van het mechanisme. Het ERCC is 24/7 actief (artikel 7, Besluit 1313/2013/EU) en coördineert de inspanningen van de EU op het gebied van rampenbestrijding. Wanneer binnen de EU een ramp plaatsvindt of dreigt plaats te vinden kan de getroffen EU-lidstaat via het ERCC om bijstand verzoeken (artikel 15, Besluit 1313/2013/EU). Wanneer buiten de EU een ramp plaatsvindt of dreigt plaats te vinden kan het betrokken derde land eveneens via het ERCC om bijstand verzoeken (artikel 16, Besluit 1313/2013/EU). Derde landen kunnen ook om bijstand verzoeken via of door de Verenigde Naties (VN), een VN-organisatie of een andere bevoegde internationale organisatie.
Het EU-mechanisme voor civiele bescherming omvat ook de Europese pool voor civiele bescherming (artikel 11, lid 1, Besluit 1313/2013/EU). Dit is een vrijwillige pool van vooraf door de EU-lidstaten ter beschikking gestelde middelen die onmiddellijk binnen of buiten de EU kan worden ingezet.
RescEU is opgezet om het hoofd te bieden aan overweldigende situaties, namelijk wanneer de bestaande capaciteit op nationaal niveau en de door de EU-lidstaten aan de EERC vooraf toegezegde capaciteit in de gegeven omstandigheden niet volstaan om doeltreffend te reageren op verschillende soorten rampen (Besluit 2019/420). De Europese Commissie stelt uitvoeringshandelingen vast om de capaciteit van rescEU te bepalen (artikel 12, lid 2, Besluit 2019/420). In 2020 heeft de Commissie bijvoorbeeld - naar aanleiding van de COVID-19-crisis - een rescEU-capaciteit in de vorm van medische voorraden aangelegd (Uitvoeringsbesluit (EU) 2020/414).