Op deze pagina:
Bedrijven in de EU exporteren hun producten ook naar landen en gebieden die buiten de interne markt van de EU liggen. In beginsel mag de uitvoer van goederen uit de EU naar derde landen aan geen enkele kwantitatieve beperking worden onderworpen (artikel 1, verordening 2015/479). Naast kwantitatieve beperkingen mag de uitvoer van goederen ook niet worden onderworpen aan maatregelen die een gelijke werking hebben als kwantitatieve beperkingen (C-83/94, punt 21).
Niet alleen de EU, maar ook het derde land kan beperkingen opleggen aan de uitvoer van producten vanuit de EU naar het derde land. Bedrijfssectoren en EU-lidstaten kunnen de Commissie verzoeken om een onderzoek in te stellen naar vermeende, door derde landen opgeworpen uitvoerbeperkingen die in strijd zijn met internationale regelingen van het handelsverkeer (verordening 2015/1843). Het gaat voornamelijk om de internationale handelsregelingen die onder de vlag van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) zijn vastgesteld. Wanneer de Commissie van mening is dat het derde land de internationale handelsregelingen schendt, kan zij handelspolitieke maatregelen vaststellen. De Commissie kan er bijvoorbeeld voor kiezen om de douanerechten op goederen uit het derde land te verhogen (artikel 13, lid 3, verordening 2015/1843).
In bepaalde gevallen mag de EU beperkingen opleggen aan de uitvoer van goederen uit de EU. Hieronder wordt ingegaan op deze beperkingen.
Om een tekort aan essentiële goederen in de EU te voorkomen of te ondervangen kan de Europese Commissie de uitvoer van bepaalde producten afhankelijk stellen van de overlegging van een uitvoervergunning. De Commissie kan op eigen initiatief of op verzoek van een lidstaat overgaan tot het verplicht stellen van een uitvoervergunning voor bepaalde goederen. Bij het instellen van een systeem van uitvoervergunningen moet de Commissie onder meer rekening houden met de aard van de producten (artikel 5, lid 1, verordening 2015/479).
Naar boven
In artikel 36 EU-Werkingsverdrag zijn een aantal gronden opgenomen op basis waarvan beperkingen van uitvoer tussen de EU-lidstaten gerechtvaardigd zijn. Deze rechtvaardigingsgronden kunnen ook worden gebruikt om de uitvoer tussen de EU en derde landen te beperken (artikel 10, verordening 2015/749). Het gaat om gerechtvaardigde uitvoerbeperkingen die zijn ingesteld uit hoofde van de bescherming van de openbare zeden, de openbare orde, de openbare veiligheid, de gezondheid of het leven van de mensen, dieren of planten, het nationale artistieke, historische of archeologische erfgoed of het industriële of commerciële eigendom.
Bepaalde producten kunnen zowel gebruikt worden voor civiele als voor militaire doeleinden. Het gaat om zogenoemde producten voor tweeërlei gebruik (EN: dual use goederen). Daaronder vallen ook goederen die op enige manier bijdragen bij de vervaardiging van nucleaire wapens of andere nucleaire explosiemiddelen. In bijlage I van verordening 2021/821 is een overzicht gegeven van alle goederen die kunnen worden aangemerkt als dual use goederen.
Voor de uitvoer van dual use goederen die voorkomen in bijlage I van verordening 2021/821 is een uitvoervergunning vereist (artikel 3, verordening 2021/821). Op grond van artikel 12, lid 1 van verordening 2021/821 kunnen vier soorten uitvoervergunningen worden afgegeven. De EU kan bijvoorbeeld algemene uitvoervergunningen afgeven. Op basis van algemene uitvoervergunningen mogen dual use goederen worden uitgevoerd naar bepaalde landen en onder bepaalde omstandigheden (zie bijlage II van verordening 2021/821).
Bepaalde producten (zouden kunnen) worden gebruikt voor de tenuitvoerlegging van de doodstraf, foltering of andere wrede, onmenselijke en onterende behandelingen of bestraffingen. Het gaat dan bijvoorbeeld om producten als galgen, elektrische stoelen of zwepen. In verordening 2019/125 zijn voorschriften neergelegd met betrekking tot de uitvoer uit de EU van dergelijke goederen.