In artikel 200 VWEU staat dat goederen van oorsprong uit de LGO bij hun invoer in de lidstaten niet belast mogen worden met invoerrechten, overeenkomstig het verbod op douanerechten dat tussen de lidstaten geldt. Ook mogen er geen kwantitatieve invoerbeperkingen door de lidstaten worden opgelegd op producten van oorsprong uit de LGO. Deze regeling is niet wederkerig. Zo mogen LGO indien zij dit in verband met hun ontwikkelingsbehoeften noodzakelijk achten, onder bepaalde voorwaarden wel douanerechten of kwantitatieve beperkingen handhaven of instellen ten aanzien van producten afkomstig uit de lidstaten. Geheel vrij zijn de LGO hier niet in. Zo mogen de LGO niet direct of indirect onderscheid maken tussen goederen uit de verschillende lidstaten. Ook moeten de LGO aan de lidstaten een behandeling toekennen die niet minder gunstig is dan de meestbegunstigingsbehandeling die zij toepassen op derde landen. Ontwikkelingslanden mogen wel gunstiger worden behandeld dan de lidstaten.
In de loop der jaren zijn er vele procedures bij het EU-Hof geweest over de vraag wanneer iets precies een goed van oorsprong uit een LGO is. Zo heeft het Hof van Justitie bijvoorbeeld in de Antillean Rice Mills-zaken besloten dat het in Curaçao slijpen van rijst uit Suriname (een bewerking van 5%), niet voldoende was om de geslepen rijst als goed van oorsprong uit Curaçao te kwalificeren. Het huidige LGO-besluit had daarom onder meer als doel de onduidelijkheden hieromtrent weg te nemen. Sinds de inwerkingtreding van het nieuwe besluit op 1 januari 2014 worden onder goederen van oorsprong goederen verstaan die ofwel geheel in een LGO zijn geproduceerd, ofwel er een toereikende bewerking of verwerking hebben ondergaan. Bijlage VI van het LGO-besluit geeft hier meer duidelijkheid over. Het is op twee manieren mogelijk om een product te laten kwalificeren als goed van oorsprong: dit is mogelijk indien de producten “geheel en al” in de LGO zijn verkregen en indien de producten zijn bewerkt of verwerkt in LGO.
In het eerste geval moeten de grondstoffen die gebruikt worden voor het product ook afkomstig zijn uit LGO. De producten die geproduceerd zijn in een LGO en vervaardigd zijn uit grondstoffen afkomstig uit LGO kwalificeren als ‘product van oorsprong’. Voor de vraag of iets een goed van oorsprong is, worden alle LGO gezien als één gebied. Het maakt dus niet uit of de grondstoffen van een product uit twee verschillende LGO komen.
Indien de grondstoffen niet afkomstig zijn uit een LGO, kan het product als goed van oorsprong kwalificeren als het product bewerkt of verwerkt is in een LGO. In dat geval dient die handeling wel toereikend te zijn om het product te kunnen kwalificeren als product van oorsprong. In aanhangsel II bij bijlage VI staan zeer gedetailleerde voorwaarden waaraan producten moeten voldoen, willen zij toereikend bewerkt of verwerkt zijn in een LGO. Voor meer informatie over de vraag of een product een goed van oorsprong is, zie de informatiepagina van de belastingdienst over dit onderwerp.