Beginselen van de rechtsstaat

Beginselen van de rechtsstaat

In de EU-Verdragen wordt niet verduidelijkt wat het begrip 'rechtsstaat' inhoudt. De Europese Commissie heeft echter in het verslag over de rechtsstaat 2020 uiteengezet wat volgens haar moet worden verstaan onder het begrip 'rechtsstaat' en op basis van welke beginselen dat begrip wordt gedefinieerd. Volgens de Commissie waarborgt de rechtsstaat dat alle overheidsbevoegdheden worden uitgeoefend binnen de beperkingen die daaraan bij de wet zijn gesteld, overeenkomstig de democratische waarden en de grondrechten en onder toezicht van onafhankelijke en onpartijdige rechters. De rechtsstaat omvat beginselen zoals:

  • het legaliteitsbeginsel (C-496/99 P, punt 63), dat een transparant, controleerbaar, democratisch en pluralistisch wetgevingsproces inhoudt;
  • het verbod van willekeurige uitoefening van de uitvoerende macht (C-46/87 en C-277/88, punt 19)
  • doeltreffende rechterlijke bescherming door onafhankelijke en onpartijdige rechters en doeltreffende rechterlijke toetsing (C-64/16, punten 31, 40-41) , met inbegrip van de eerbiediging van de grondrechten;
  • de scheiding der machten (C-477/16 PPU, punt 36); en
  • de gelijkheid voor de wet.

Deze beginselen zijn erkend in de rechtspraak van het EU-Hof. Het EU-Hof heeft geoordeeld dat deze beginselen niet zuiver formele en procedurele vereisten zijn. Deze beginselen zijn het instrument waarmee de inachtneming en eerbiediging van de democratie en mensenrechten wordt gewaarborgd. De rechtsstaat is derhalve een constitutioneel beginsel met zowel formele als materiële vereisten (zaak C-50/00 P, punten 38 en 39; C-402/05 en 415/05 P, punt 316). 

Meer informatie:

Naar boven