Jurisdictiegeschillen

Jurisdictiegeschillen

Op deze pagina:

Inleiding

Artikel 82, lid 1, onder b, EU-Werkingsverdrag bepaalt dat de EU maatregelen kan vaststellen om jurisdictiegeschillen tussen de lidstaten te voorkomen en op te lossen. Er is sprake van een jurisdictieschil indien rechterlijke autoriteiten van twee of meer lidstaten zich bevoegd verklaren om uitspraak te doen over een strafrechtelijke zaak. Als beide rechterlijke instanties uitspraak doen over hetzelfde feitencomplex zou dit kunnen leiden tot een schending van het ne bis in idem-beginsel (o.a. artikel 50 EU-Handvest van de grondrechten). 

  • ECER-bericht - Voorstel van de Commissie inzake de overdracht van strafvervolging tussen de EU-lidstaten (7 april 2023)

Kaderbesluit rechtsmacht strafprocedures

De EU-wetgever heeft in 2009 Kaderbesluit 2009/948/JBZ vastgesteld. Dit kaderbesluit heeft betrekking op het voorkomen en beslechten van geschillen over de uitoefening van rechtsmacht in strafprocedures. In het kaderbesluit worden regels vastgesteld met betrekking tot de uitwisseling van informatie en rechtstreeks overleg tussen de bevoegde autoriteiten van de lidstaten over de rechtsmacht. Het doet geen afbreuk aan het recht van personen om te bepleiten dat zij in hun eigen of binnen een andere rechtsmacht moeten worden vervolgd. 

Een bevoegde autoriteit van een lidstaat, die op redelijke gronden aanneemt dat er in een andere lidstaat of lidstaten een parallele strafprocedure loopt wegens dezelfde feiten en tegen dezelfde verdachten, moet in contact treden met de autoriteiten van die lidstaat of lidstaten. Redelijke gronden kunnen onder meer aanwezig zijn indien verdachte, onder verstrekking van nadere gegevens, aanvoert dat er een procedure in een andere lidstaat tegen hem wordt gevoerd. Ook kunnen de redelijke gronden worden afgeleid uit een rechtshulpverzoek van een bevoegde autoriteit van een lidstaat of indien een politiële autoriteit informatie over een parallele procedure verstrekt. 

Tussen de bevoegde autoriteiten van de betrokken lidstaten dient overleg plaats te vinden om overeenstemming te bereiken over een oplossing voor het rechtsmachtgeschil. Bij het bereiken van een oplossing moeten de lidstaten zich bewust zijn van het feit dat iedere zaak specifieke kenmerken heeft en dat de zaak in al haar feitelijke en juridische aspecten moet worden beschouwd. De bevoegde autoriteiten moeten rekening houden met de plaats waar de strafbare feiten hebben plaatsgevonden, de plaats waar de schade is geleden, de plaats waar één of meerdere verdachten zich bevinden, de nationaliteit van verdachten, de mogelijkheid om verdachten aan een andere rechtsmacht uit te leveren of over te leveren, de wezenlijke belangen van slachtoffers en getuigen, de mogelijke vertraging en de toelaatbaarheid van bewijsmateriaal. 

Een oplossing zou kunnen zijn dat de procedure in één lidstaat wordt gevoerd. De andere lidstaat of lidstaten dragen de strafvervolging dan over. Indien geen overeenstemming kan worden bereikt, kan de zaak worden voorgelegd aan Eurojust. Het is belangrijk om te benadrukken dat een lidstaat er niet toe kan worden verplicht om rechtsmacht over een zaak uit te oefenen. Ook kan een lidstaat niet worden verplicht om afstand te doen van rechtsmacht. 

Op de verwerking van persoonsgegevens, die krachtens dit kaderbesluit worden uitgewisseld, is de richtlijn gegevensbescherming opsporing en vervolging van toepassing.