Herziening van de verdragen

Banner - Herziening van de Verdragen

© Raad van de Europese Unie

Herziening van de verdragen

Inleiding

Artikel 48 EU-Verdrag regelt de gewone herzieningsprocedure om de EU-Verdragen aan te passen en enkele vereenvoudigde herzieningsprocedures, zoals voor intern beleid en optreden van de EU. Ook zijn vereenvoudigde herzieningsprocedures ingevoerd om besluitvorming op bepaalde terreinen te vereenvoudigen. De vereenvoudigde herzieningsprocedures worden ook wel de algemene passerellebepalingen (overbruggingsclausules) genoemd.

Daarnaast zijn, verspreid in de EU-Verdragen, ook specifieke passerellebepalingen opgenomen die in specifieke gevallen inhoudelijke wijzigingen en overgangen van unanimiteitsbesluitvorming naar gekwalificeerde meerderheid mogelijk maken.

Gewone herzieningsprocedure

De EU-verdragen kunnen worden herzien om de aan de EU toegedeelde bevoegdheden uit te breiden of te beperken (artikel 48, lid 2 EU-Verdrag). Naast de regering van iedere lidstaat en de Commissie kan ook het Europees Parlement ontwerpen tot herziening van de EU-Verdragen aan de Raad voorleggen. De Raad stuurt deze ontwerpen naar de Europese Raad en de nationale parlementen. De Europese Raad dient vervolgens een beslissing te nemen over de verdere procedure.

Indien de Europese Raad (met gewone meerderheid) besluit om de voorgestelde wijzigingen te willen bespreken, wordt daarvoor in beginsel een Conventie bijeengeroepen (artikel 48, derde lid, eerste alinea, EU-Verdrag). Het is vervolgens aan de Conventie – die naast regeringsvertegenwoordigers ook bestaat uit vertegenwoordigers van nationale parlementen, het Europees Parlement en de Commissie – om de voorgestelde wijzigingen te beoordelen en bij consensus een aanbeveling te richten tot de daaropvolgende Conferentie van vertegenwoordigers van de regeringen der lidstaten (intergouvernementele conferentie, IGC). Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon (2009) is nog geen Conventie bijeengeroepen.

De Europese Raad kan echter ook besluiten geen Conventie bijeen te roepen, maar de wijzigingsvoorstellen direct aan een IGC voor te leggen (artikel 48, derde lid, tweede alinea, EU-Verdrag). Dit is echter alleen mogelijk indien de reikwijdte van de voorgestelde wijzigingen gering is en het Europees Parlement met een dergelijke gang van zaken instemt. Indien geen gebruik wordt gemaakt van de methode van Conventie stelt de Europese Raad het mandaat van de IGC vast. Nadat de IGC overeenstemming heeft bereikt over de verdragswijzigingen dienen deze door alle lidstaten te worden geratificeerd overeenkomstig hun eigen grondwettelijke bepalingen, alvorens zij in werking kunnen treden. 

Deze laatste procedure is gevolgd bij de totstandkoming van:

  • het Protocol tot wijziging van het Protocol betreffende de overgangsbepalingen gehecht aan het Verdrag betreffende de Europese Unie, aan het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en aan het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (zie Besluit 2010/350)
  • het Protocol over de bezwaren van het Ierse volk betreffende het Verdrag van Lissabon (zie Besluit 2013/106).

Vereenvoudigde herzieningsprocedure intern beleid

Artikel 48, zesde lid, EU-Verdrag voorziet in de mogelijkheid om het interne beleid en het optreden van de Europese Unie, zoals neergelegd in het derde deel van het EU-Werkingsverdrag, te wijzigen. Het kan daarbij onder meer gaan om het beleid betreffende de interne markt, het economisch en monetair beleid en de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht.

De wijzigingen mogen echter niet leiden tot een uitbreiding van de bevoegdheden van de EU. De beoogde wijzigingen moeten dus binnen de doelstellingen en bevoegdheden van de EU vallen. Voor een dergelijke wijziging is vereist dat de regering van een lidstaat, het Europees Parlement of de Commissie een herzieningsvoorstel aan de Europese Raad voorlegt. Over de voorgestelde wijziging besluit de Europese Raad vervolgens met unanimiteit nadat hij het Europees Parlement en de Commissie heeft geraadpleegd.

Het voordeel van de vereenvoudigde herzieningsprocedure voor intern beleid en optreden van de EU, is dat het niet nodig is om een IGC in te stellen. Een besluit treedt echter – net als bij de gewone herzieningsprocedure – pas in werking nadat het door alle lidstaten is goedgekeurd conform hun nationale grondwettelijke procedures.

Deze procedure is tot op heden alleen gevolgd bij een wijziging van artikel 136 EU-Werkingsverdrag (zie Besluit 2011/199). 

Specifieke passerelles voor inhoudelijke wijzigingen

Daarnaast zijn, verspreid in de EU-Verdragen, ook passerellebepalingen opgenomen die inhoudelijke wijzigingen van specifieke verdragsbepalingen mogelijk maken. Voorbeelden van wijziging via zo'n specifieke passerellebepaling:

Vereenvoudigde herzieningsprocedures besluitvorming

De vereenvoudigde herzieningsprocedures in artikel 48, zevende lid, EU-Verdrag betreffen algemene passerelles (overbruggingsclausules) voor overgang naar besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid (eerste alinea) en voor overgang naar de gewone wetgevingsprocedure (tweede alinea). De overgang naar besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid is beperkt tot het EU-Werkingsverdrag of titel V van het EU-Verdrag. Voor beide passerellebepalingen geldt dat een nationaal parlement zich binnen een termijn van zes maanden kan verzetten tegen het voornemen van de Europese Raad om over te gaan tot een andere besluitvormingsmodaliteit. Ook dient het Europees Parlement zijn goedkeuring te verlenen aan een dergelijke wijziging in de besluitvorming.

Artikel 353 EU-Werkingsverdrag bevat de rechtsgrondslagen die niet voor de vereenvoudigde herzieningsprocedures in aanmerking zullen komen. Deze worden dus in een separaat artikel opgesomd. Het gaat om:

Op deze wijze wordt gegarandeerd dat op deze belangrijke terreinen geen vereenvoudigde aanpassing van de verdragsteksten kan plaatsvinden. Ook wordt op deze manier voorkomen dat voor deze artikelen via de herzieningsprocedures zou kunnen worden overgegaan tot de gewone wetgevingsprocedure (in plaats van de bijzondere) en besluitvorming met gekwalificeerde meerderheid (in plaats van met unanimiteit). Van deze algemene passerelles is nog geen gebruik gemaakt.

Daarnaast zijn, verspreid in de EU-Verdragen, ook specifieke passerellebepalingen opgenomen die in specifieke gevallen de overgang van unanimiteitsbesluitvorming naar gekwalificeerde meerderheid mogelijk maken (artikel 31, derde lid, EU-Verdrag, en artikel 81, derde lid, tweede alinea, artikel 153, lid 2, vierde alinea, artikel 192, tweede lid, tweede alinea, artikel 312, tweede lid, tweede alinea en artikel 333, eerste en tweede lid van het EU-Werkingsverdrag). Van deze specifieke passerelles is nog geen gebruik gemaakt.

Aanpassingen bij toetreding van een nieuwe lidstaat

Los van de hierboven beschreven procedures kunnen de EU-verdragen ook gewijzigd worden in het kader van de toetreding van een nieuwe lidstaat. Artikel 49 EU-Verdrag voorziet erin dat de uit de toetreding voortvloeiende aanpassingen van de verdragen het onderwerp vormen van een akkoord tussen de lidstaten en de staat die het verzoek om lid te worden indient. Dat verdrag moet worden bekrachtigd door alle verdragspartijen.