Pre-Lissabon comitologieprocedures

Pre-Lissabon comitologieprocedures

Voor de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon bestonden er vier verschillende comité-procedures voor het vaststellen van nadere regelgeving door de Europese Commissie: de regelgevingsprocedure, de beheersprocedure, de raadplegingsprocedure en de regelgevingsprocedure met toetsing.

Met het Verdrag van Lissabon is dit voormalige comitologie systeem vervangen door delegatie (art. 290 VWEU) en uitvoering (art. 291 VWEU). Sinds 1 maart 2011 is de nieuwe comitologieverordening van toepassing en deze heeft de regels voor een aantal oude comitologieprocedures vervangen. Alleen de regelgevingsprocedure met toetsing (zgn. PRAC) blijft (voorlopig) bestaan in regelgeving waarin nog is voorzien in de toepassing van deze procedure (lees meer onder kopje PRAC). De comitologieverordening bevat een automatische aanpassing van de bestaande basishandelingen die verwijzen naar de raadplegingsprocedure van het oude comitologiebesluit. Deze worden voortaan geregeerd door de adviesprocedure van de nieuwe verordening. De bestaande beheersprocedure en de regelgevingsprocedure zijn automatisch vervangen door de onderzoeksprocedure.

Het 'oude regime'

De voorwaarden voor comitologie voor het oude systeem (vóór 1 maart 2011) waren opgenomen in Besluit 1999/468/EG van de Raad tot vaststelling van de voorwaarden voor de uitoefening van de aan de Commissie verleende uitvoeringsbevoegdheden (het zgn. Comitologiebesluit (1999), met bijbehorende verklaringen). Een akkoord tussen het Europees Parlement en de Comissie (2000) werkte hun onderlinge samenwerking verder uit.
Op basis van dit Comitologiebesluit is in 2003 een groot aantal eerdere besluiten aangepast door middel van drie algemene verordeningen (nrs. 806/2003, 807/2003 en 1882/2003). In 2006 is het besluit gewijzigd door Besluit 2006/512/EG, waarbij de 'regelgevingsprocedure met toetsing' werd ingevoerd. Bij dit besluit heeft de Commissie twee verklaringen afgelegd (zie gerelateerde documenten). Het Europees Parlement, de Raad en de Commissie hebben ook gezamenlijk een verklaring afgelegd. De wijzigingen zijn opgenomen in een geconsolideerde versie van het Comitologiebesluit. Het Comitologiebesluit is vervangen door de Comitologieverordening 2011. Zie hierover uitgebreid de ECER berichten.

Soorten comités

Het Comitologiebesluit kende vier typen procedures/comités:

De raadplegingsprocedure: de lichtste procedure met de meeste autonomie voor de Commissie en een beperkte rol voor het comité. De raadplegingscomités brengen advies uit aan de Commissie, die rekening met het advies moet houden. Deze procedure wordt vooral gevolgd wanneer het volgen van de beheersprocedure en de regelgevingsprocedure niet voor de hand liggen.

De beheersprocedure: een zwaardere procedure met minder autonomie voor de Commissie en een grotere rol voor het comité. Wanneer de door de Commissie vastgestelde maatregelen niet in overeenstemming zijn met het voorafgaande advies van het beheerscomité (uitgebracht bij gekwalificeerde meerderheid) moet de Commissie deze maatregelen aan de Raad mededelen, die bij gekwalificeerde meerderheid een ander besluit dan dat van de Commissie kan nemen. Deze procedure wordt vooral gevolgd voor de beheersmaatregelen van het gemeenschappelijk landbouw- en visserijbeleid, en de uitvoering van programma's met aanzienlijke gevolgen voor de begroting.

De regelgevingsprocedure: de procedure met de minste autonomie voor de Commissie en de grootste rol voor het comité. De Commissie kan pas uitvoeringsmaatregelen vaststellen als het regelgevingscomité bij gekwalificeerde meerderheid van de lidstaten een positief advies heeft uitgebracht. Zo niet, dan wordt de voorgestelde maatregel opnieuw aan de Raad voorgelegd, die met gekwalificeerde meerderheid van stemmen besluit. Als de Raad er niet in slaagt een besluit te nemen, stelt de Commissie de uitvoeringsmaatregel vast, tenzij de Raad zich met gekwalificeerde meerderheid verzet. Deze procedure wordt vooral gevolgd voor maatregelen betreffende de bescherming van de gezondheid of de veiligheid van mensen, dieren en planten.
 

De regelgevingsprocedure met toetsing (PRAC)

PRAC is de Franse afkorting voor de regelgevende procedure met toetsing: Procédure de Réglementation Avec Controle. Het is voor de Uniewetgever sinds 1 december 2009 niet langer mogelijk om voor deze procedure te kiezen in nieuwe wetgeving. De PRAC blijft (voorlopig) wel bestaan in oude wetgeving waarin is voorzien in deze procedure. De PRAC is een comitéprocedure die is ingevoerd in 2006 (dus vóór het Verdrag van Lissabon), om meer recht te doen aan de versterkte wetgevende bevoegdheden van het Europees Parlement. Zowel de Raad, als het Europees Parlement, hebben de bevoegdheid om bezwaar te maken tegen de door de Commissie en het comité voorgestelde maatregelen. Indien de Raad of het Parlement bezwaar maken, kan de Commissie een nieuw voorstel in procedure brengen, of de normale wetgevingsprocedure starten.

De Commissie heeft in 2013 een drietal zogenaamde omnibusvoorstellen ( COM (2013) 451, COM (2013) 452 en COM (2013) 751) gedaan om 288 wetgevingsinstrumenten waarin nog sprake is van de PRAC, aan te passen aan het post-Lissabon systeem. Deze voorstellen hadden ten doel invulling te geven aan de verklaring van de Commissie bij de vaststelling van de Comitologieverordening, waarin werd vermeld dat alle bepalingen betreffende de regelgevingsprocedure met toetsing (PRAC) in bestaande basisbesluiten zouden worden aangepast aan de criteria van het Verdrag.

In de omnibusvoorstellen heeft de CIE voorgesteld om de PRAC in één veegactie (d.m.v. drie kaderverordeningen) te vervangen door delegatie (omnibus I en II) of door delegatie dan wel uitvoering (omnibus III).

Deze voorstellen zijn destijds kritisch ontvangen binnen de Raad. (Zie de voortgangsrapportage van het voormalige Griekse voorzitterschap van de besprekingen van de omnibusvoorstellen in de “Friends of Presidency Comitology”.) De Raad had in het bijzonder moeite met de automatische vervanging van de PRAC door delegatie, zonder voldoende garanties dat experts van de lidstaten systematisch zouden worden geraadpleegd bij de voorbereiding van gedelegeerde handelingen.

In november 2014 heeft de Commissie deze omnibusvoorstellen ingetrokken. De Commissie gaf toen aan de uitkomst van de besprekingen tussen de instellingen in het kader van het interinstitutioneel akkoord inzake betere regelgeving af te willen wachten alvorens nieuwe voorstellen aanhangig te maken. In het jaarverslag over de werking van de comités in 2014 gaf de Commissie aan dat zo lang de PRAC nog niet is aangepast, deze procedure verder zal worden toegepast.

Inmiddels is het Interinstitutioneel Akkoord Beter Wetgeven (IIA Beter Wetgeven) in werking getreden (april 2016). In het IIA Beter Wetgeven zijn afspraken gemaakt over de systemische raadpleging van deskundigen van de lidstaten voorafgaand aan de vaststelling van gedelegeerde handelingen. Voorts erkennen de drie instellingen (Commissie, Raad en Europees Parlement) in het IIA Beter Wetgeven de noodzaak om alle bestaande wetgeving aan te passen aan het bij het Verdrag van Lissabon ingevoerde rechtskader, en met name de noodzaak van een snelle aanpassing van alle basishandelingen die nog verwijzen naar de PRAC. Daartoe bepaalt het akkoord dat de Commissie uiterlijk eind 2016 voorstellen indient voor aanpassing van de PRAC. Op 15 december 2016 heeft de Commissie twee voorstellen ( COM (2016) 798 en COM (2016) 799) gepresenteerd, waarmee zij deze afspraak nakomt. De onderhandelingen hierover zijn nog gaande.

Naar boven