Uitvoering

Uitvoering

In principe voeren de lidstaten zelfstandig wetgevingshandelingen uit en is er dus geen noodzaak voor een rol van de Commissie. Zo bepaalt artikel 291 VWEU dat de lidstaten alle maatregelen nemen van intern recht die nodig zijn om EU-wetgeving uit te voeren. Soms is het echter nodig dat eenvormige voorwaarden worden vastgesteld ter uitvoering van EU-wetgeving, omdat anders het risico bestaat op uiteenlopende uitvoering van EU-wetgeving in de lidstaten. In dat geval worden aan de Commissie (en in uitzonderingsgevallen aan de Raad) bevoegdheden toegekend om uitvoeringshandelingen vast te stellen.

Uitvoering door de Raad

In beginsel worden aan de Commissie bevoegdheden toegekend om uitvoeringshandelingen vast te stellen. In gevallen ter uitvoering van het gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid (artikel 291 VWEU in samenhang met artikel 24 en 26 VEU) kan ook aan de Raad een dergelijke bevoegdheid worden toegekend. Daarnaast kan de Raad uitvoeringshandelingen vaststellen in gemotiveerde specifieke gevallen. In dergelijke gevallen dient de Raad aan de hand van de aard en inhoud van het basisbesluit naar behoren motiveren waarom een uitzondering wordt gemaakt op de regel dat in het stelsel van het Verdrag die bevoegdheid normaal door de Commissie dient te worden uitgeoefend. Dit volgt uit rechtspraak van het EU-Hof in de zaken C-16/88 en C-257/01. Voorbeelden van uitvoeringshandelingen vastgesteld door de Raad zijn hier te vinden.

Uitvoering door de Commissie

Bij de vaststelling van uitvoeringshandelingen wordt de Commissie bijgestaan door een comité van vertegenwoordigers uit de lidstaten. Kortom: uitvoeringshandelingen zijn nodig als bepalingen uit een richtlijn, verordening of besluit uitvoering behoeven en uniforme uitvoering door alle lidstaten niet kan worden gegarandeerd.

De wijze waarop de lidstaten de uitoefening van de uitvoeringsbevoegdheden door de Commissie controleren, is geregeld in de zogenaamde comitologieverordening. Deze verordening werkt het systeem van artikel 291 VWEU uit en kent twee verschillende comitéprocedures: de adviesprocedure (ook wel raadplegingsprocedure genoemd) en de onderzoeksprocedure. De vraag of een uitvoeringshandeling van de Commissie moet worden vastgesteld via de raadplegings- dan wel onderzoeksprocedure, is voorwerp van de onderhandelingen van de onderliggende wetgevingshandeling. Deze keuze hangt mede af van de aard en de gevolgen van de vast te stellen uitvoeringshandelingen.

Onderzoeksprocedure

Artikel 2, lid 2, van de comitologieverordening geeft aan dat de onderzoeksprocedure met name van toepassing zal zijn op:

- uitvoeringshandelingen van algemene strekking
- andere uitvoeringshandelingen m.b.t.:
            - programma’s die aanzienlijke implicaties hebben
            - gemeenschappelijk landbouw- en visserijbeleid
            - milieu en de bescherming van de gezondheid van mensen, dieren of planten
            - gemeenschappelijke handelspolitiek
            - belastingheffing

De onderzoeksprocedure kan ook van toepassing zijn op andere uitvoeringshandelingen. In goed gemotiveerde uitzonderingsgevallen kan de raadplegingsprocedure ook van toepassing zijn op de hierboven genoemde uitvoeringshandelingen.

De procedure verloopt als volgt. De Commissie legt een voorstel voor een uitvoeringshandeling voor aan het comité. Het relevante comité brengt een advies uit aan de Commissie over haar voorstel voor een uitvoeringshandeling. Er wordt gestemd met gekwalificeerde meerderheid van stemmen (QMV). De essentie van deze procedure is dat de Commissie overruled kan worden door het comité. Indien het onderzoekscomité een negatief advies uitbrengt, dan kan de Commissie de uitvoeringshandeling niet vaststellen. De Commissie kan in dat geval besluiten haar werk opnieuw te doen en een nieuw voorstel aan het onderzoekscomité voorleggen. De Commissie kan echter ook besluiten om haar ontwerp- uitvoeringshandeling voor te leggen aan het comité van beroep (tweede instantie). Wanneer dit eveneens een negatief advies uitbrengt, kan de Commissie de uitvoeringshandeling niet vaststellen.

Voor meer informatie en een schematisch overzicht van de onderzoeksprocedure, zie de ICER handleiding comitologie en delegatie (zie Gerelateerde Documenten).

Raadplegingsprocedure

De raadplegingsprocedure is in de regel van toepassing op de gevallen die niet genoemd zijn in artikel 2, lid 2, van de comitologieverordening.

Voor de raadplegingsprocedure ligt de situatie anders: de Commissie mag gevolg geven aan het advies van het comité, maar is dit niet verplicht. Als het comité negatief adviseert (er wordt zo nodig gestemd met een gewone meerderheid van stemmen), kan de Commissie dit advies naast zich neerleggen en de uitvoeringshandeling toch vaststellen. Er is dus ook geen beroepsprocedure voorzien, omdat dat niet nodig is.

Voor meer informatie en een schematisch overzicht van de raadplegingsprocedure, zie de ICER handleiding comitologie en delegatie (zie Gerelateerde Documenten).