1. Eenieder heeft recht op vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst. Dit recht omvat tevens de vrijheid om van godsdienst en overtuiging te veranderen en de vrijheid, hetzij alleen, hetzij met anderen, zowel in het openbaar als privé, zijn godsdienst te belijden of zijn overtuiging tot uitdrukking te brengen in erediensten, in onderricht, in de praktische toepassing ervan en in het onderhouden van geboden en voorschriften.
2. Het recht op dienstweigering op grond van gewetensbezwaren wordt erkend volgens de nationale wetten die de uitoefening van dit recht beheersen.
Klik hier voor alle EU-rechtspraak waarin dit artikel wordt geciteerd
Toelichting
Het in lid 1 gewaarborgde recht correspondeert met het recht dat wordt gewaarborgd in artikel 9 van het EVRM en heeft overeenkomstig artikel 52, lid 3,van het Handvest, dezelfde inhoud en reikwijdte. Derhalve moet in geval van beperkingen lid 2 van artikel 9 in acht worden genomen, dat als volgt luidt: „De vrijheid zijn godsdienst te belijden of overtuiging tot uitdrukking te brengen kan aan geen andere beperkingen worden onderworpen dan die welke bij de wet zijn voorzien en in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de openbare veiligheid, voor de bescherming van de openbare orde, gezondheid of goede zeden of voor de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen.”.
Het in lid 2 gewaarborgde recht beantwoordt aan de nationale constitutionele tradities en aan de ontwikkeling van de nationale wetgevingen ter zake.