Landbouw en Visserij

Landbouw en Visserij

Memorie van Toelichting

 

Nieuw is dat de zichtbaarheid van het visserijbeleid wordt vergroot. Expliciet wordt in het Werkingsverdrag opgenomen dat de Unie een gemeenschappelijk landbouw- en visserijbeleid voert (hierna: GLB en GVB). Verwijzingen naar het GLB en landbouw moeten ook als verwijzingen naar GVB en visserij worden beschouwd (artikel 32, eerste lid, Werkingsverdrag (artikel 38, eerste lid, VWEU)).

Ten aanzien van de gemeenschappelijke marktordening van de landbouwmarkt en de overige bepalingen die nodig zijn om de doelstellingen van het GLB en GVB na te streven, wordt besloten met gekwalificeerde meerderheid (artikel 37, tweede lid (artikel 43, tweede lid, VWEU)). Ook heeft het Europees Parlement een grotere rol gekregen; in plaats van een adviesrecht beschikt het over een medebeslissingsrecht. De besluiten die op grond van het gewijzigde artikel 37, derde lid, worden genomen, zoals onder meer over prijsbepaling, en vaststelling en verdeling van vangstmogelijkheden, vormen daarop echter een uitzondering; deze besluiten komen tot stand zonder betrokkenheid van het Europees Parlement (artikel 43, derde lid, VWEU). De toepassing van de medebeslissingsprocedure op vrijwel alle onderdelen van het GLB en GVB komt de door de regering gewenste democratisering van het besluitvormingsproces ten goede.

Ook is de invloed van het Europees Parlement vergroot doordat bij de begrotingsprocedure het onderscheid tussen verplichte en niet-verplichte uitgaven komt te vervallen (artikel 272 Werkingsverdrag (artikel 314 VWEU)). Dit heeft tot gevolg dat het Europees Parlement een gelijkwaardige stem heeft bij het vaststellen van de landbouwbegroting.

Met succes heeft de regering zich ingezet voor het vergroten van de zichtbaarheid van het GVB in de relevante artikelen en een grotere rol voor het Europees Parlement bij de besluitvorming op GLB- en GVB-terrein. Daarmee vormt het Verdrag een goede weerspiegeling van de hervormingen die de afgelopen jaren het landbouw- en visserijbeleid hebben gekenmerkt.

Nota naar aanleiding van het verslag

 

De leden van de SP-fractie hadden liefst gezien dat de rechtsbasis van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid artikel 37 EG-Verdrag (artikel 43 Werkingsverdrag) was aangepast om niet de productiestijging centraal te stellen, maar dierenwelzijn, landschapsbeheer, plattelandsontwikkeling, voedselveiligheid en duurzaamheid. Deze leden vragen of de regering hun mening deelt. De regering merkt op dat in de aanloop naar het Verdrag van Lissabon de rechtsbasis van het GLB niet ter discussie is gesteld. De in de vraag genoemde waarden en doelen van beleid kunnen echter op grond van artikel 32 van het Werkingsverdrag (artikel 38 VWEU) afdoende worden gewaarborgd en gerealiseerd.

Memorie van Antwoord Eerste Kamer

 

 

Het lid van de fractie van de Partij voor de Dieren vraagt waarom het uitgangspunt van de productieverhoging nog steeds onderdeel uitmaakt van het Verdrag van Lissabon. Hoe ziet de regering dit uitgangspunt in relatie tot onder andere duurzaamheid en dierenwelzijn? Is de regering bereid zich ervoor in te spannen integrale duurzaamheid uit te roepen tot een uitgangspunt van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid? De regering kan hierop als volgt antwoorden. De herziening van de Verdragen, waaraan de afgelopen jaren is gewerkt en die is bekrachtigd in het Verdrag van Lissabon, was gericht op een aantal specifieke doelen, waartoe een herziening van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) niet hoorde. Dit betekent evenwel geenszins dat het GLB sinds de oprichting van de Europese Gemeenschap geen wijzigingen heeft ondergaan. Het GLB is de afgelopen decennia meermalen hervormd, waarbij
ook nieuwe doelen aan het instrumentarium zijn toegevoegd. Wat Nederland betreft voldoet het huidige beleid nog niet volledig aan de eisen van de tijd en moeten de betalingen die in het kader van het GLB plaatsvinden sterker verbonden worden aan het realiseren van maatschappelijke waarden op het gebied van duurzaamheid. Daar zal de regering zich de komende jaren binnen de EU sterk voor maken.

Het lid van de fractie van de Partij voor de Dieren vraagt de regering waarom zij het artikel over dierenwelzijn heeft geaccepteerd. De regering wil in de eerste plaats aangeven dat het Verdrag van Lissabon de positie van dierenwelzijn versterkt. Artikel 13 VWEU herneemt de tekst van het Protocol betreffende de bescherming en het welzijn van dieren zoals dat bij het Verdrag van Amsterdam tot stand was gekomen. De tekst van het artikel is op een aantal punten ruimer dan de tekst van het Protocol. Zo zijn naast landbouw ook visserij, technologische ontwikkeling en ruimtebeleid opgenomen als beleidsterreinen waarbij met dierenwelzijn rekening moet worden gehouden. Ook is aan het artikel toegevoegd dat dieren wezens met gevoel zijn. Het Verdrag van Lissabon houdt dus een duidelijke verbetering van de positie van de dieren in. Artikel 13 VWEU heeft implicaties voor het beleid van de EU en geeft een belangrijk handvat om allerlei zaken op het gebied van dierenwelzijn aan te pakken.

Voorts vraagt het lid van de fractie van de Partij voor de Dieren hoe waarden als dierenwelzijn, landschapsbeheer, plattelandsontwikkeling en duurzaamheid afdoende gewaarborgd en gerealiseerd kunnen worden? Naar het oordeel van de regering kunnen deze waarden binnen de kaders van het bestaande GLB worden gewaarborgd en gerealiseerd, zoals in de praktijk ook door boeren die steun uit de eerste of tweede pijler ontvangen, aangetoond wordt. In het algemeen geldt dat het aan boeren zelf is om – binnen de wettelijke eisen die gelden – in hun bedrijfsvoering bepaalde keuzen te maken die duurzaamheid bevorderen. De overheid kan dit stimuleren of ondersteunen. Voor het leveren van specifieke prestaties op het gebied van dierenwelzijn, landschapsbeheer, plattelandsontwikkeling en duurzaamheid worden vanuit het Europees Plattelandsfonds bijvoorbeeld gericht betalingen gedaan. De regering is van mening dat de koppeling van het GLB-instrumentarium aan maatschappelijke waarden nog wel verder versterkt kan worden. Zie tevens het antwoord op de dienaangaande vraag hierboven.