Het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: EU-Hof) is een EU-instelling die belast is met de eerbiediging van het recht bij de uitleg en toepassing van de EU-verdragen. Tot deze instelling behoren het Hof van Justitie en het Gerecht. Op deze pagina vindt u de algemene kenmerken van de rechtsorde van de EU. In het linkermenu vindt u een overzicht van de verschillende procedures voor het EU-Hof, nieuwe zaken voor het EU-Hof en informatie over de Nederlandse interventies.
Algemene informatie over de samenstelling, bevoegdheden en procedures van het Hof van Justitie en de Gerecht en conclusies en arresten vindt u op de website van het Hof.
Actuele informatie Hof van Justitie
Nieuwsbrief Nederlandstalige griffie van het Hof
Jaarverslag van het Hof van Justitie ( vorige jaren)
Kenmerken van het EU-recht Het recht van de Europese Unie vertoont een aantal bijzondere kenmerken, op basis waarvan het zich duidelijk onderscheidt van het traditionele volkenrecht. Want hoewel het EU-recht is neergelegd in een tussen staten gesloten verdrag, en dus formeel tot het volkenrecht behoort, heeft het Europese Hof van Justitie (Hof) duidelijk gemaakt dat binnen de EU van een nieuwe, eigen rechtsorde sprake is.
In de woorden van het Hof vormt de (toenmalige) EG in het volkenrecht een eigen rechtsorde (...) ten bate waarvan de Staten, zij het op een beperkt terrein, hun soevereiniteit hebben begrensd en waarbinnen niet slechts de lidstaten, maar ook hun onderdanen gerechtigd zijn (26/62, Van Gend & Loos).
In het Costa/ENEL arrest (6/64) werd hier aan toegevoegd, dat het EU-recht uit een autonome bron voortvloeit en op grond van zijn bijzonder karakter niet door enig voorschrift van nationaal recht opzij kan worden gezet, zonder zijn gemeenschapsrechtelijk karakter te verliezen en zonder dat de rechtsgrond van de Gemeenschap zelf daardoor wordt aangetast'.
Zowel het Hof als de nationale rechter vervullen een belangrijke rol in de handhaving van het recht in de Europese rechtsorde. Welke rechtswegen openstaan voor particulieren, instellingen en lidstaten om schendingen van EU-recht aan te vechten zal hieronder worden beschreven.
Rechtsbescherming in de Europese Unie: Uitgangspunten Het Hof van Justitie en het Gerecht worden in het EU-Verdrag belast met de verzekering van de eerbiediging van het EU-recht (art. 19 EU). De rechtstreekse werking van het Europese recht en de voorrang hiervan op nationale bepalingen van de lidstaten, door het Hof bevestigd in de zaak Simmenthal III (106/77), hebben echter tot gevolg dat ook de nationale rechter een EU-taak heeft. De nationale rechter wordt vaak geconfronteerd met Europeesrechtelijke vraagpunten die spelen in nationale geschillen. De nationale rechter kan een dergelijke vraag dan voorleggen aan het Hof door middel van het stellen van een prejudiciële vraag ( art. 267 EU-Werkingsverdrag). Daarnaast neemt het Hof kennis van de zogenaamde directe beroepen. Dit zijn het beroep wegens verdragsschending (artt. 258, 259, 260 EU-Werkingsverdrag), het beroep tot nietigverklaring van besluiten van een EU-instelling ( art. 263 EU-Werkingsverdrag), het beroep wegens nalaten van een instelling ( art. 265 EU-Werkingsverdrag) en dat tot schadevergoeding ( art. 268 EU-Werkingsverdrag juncto art. 340 EU-Werkingsverdrag). Directe beroepen staan open in geschillen tussen lidstaten onderling, instellingen en lidstaten, instellingen en particulieren en instellingen onderling.