Nieuwsbrief griffie HvJ

Nieuwsbrief EU-Hof - Nederlandse griffie

De Nederlandse griffie van het EU-Hof publiceert vrijwel wekelijks een nieuwsbrief met daarin een aankondiging van arresten en conclusies. Onderstaand treft u de meeste recente nieuwsbrief aan.

 

Nieuwsbrief voor de week van 

 

Donderdag 3 april 2025

 

Arrest in zaken C-431/23  Wibra België (BE) (insolventie – overdracht van ondernemingen)


Wibra is een Nederlandse onderneming met verschillende winkels in België en Nederland. Zij is gespecialiseerd in de verkoop van allerhande consumptieproducten tegen lage prijzen. In 2020 leed het Belgische filiaal van deze onderneming, dat in die periode 81 winkels exploiteerde en 439 werknemers in dienst had, aanzienlijk omzetverlies als gevolg van de COVID-19-crisis. Nadat de insolventieprocedure mislukte, werd Wibra België failliet verklaard, maar later overgenomen door de Nederlandse moedervennootschap. De Belgische rechter stelt het Hof vragen over de rechten van werknemers in een dergelijke situatie. De  overdracht was namelijk geheel voorbereid in het kader van een procedure die was bedoeld om de onderneming voort te zetten maar die is mislukt omdat de verkrijger heeft geweigerd de dwingende bepalingen ter bescherming van de werknemers in acht te nemen, waarbij de overdracht vervolgens precies onder dezelfde voorwaarden is uitgevoerd op de dag na de faillietverklaring van de vervreemder, die bovendien deel uitmaakt van hetzelfde concern als de verkrijger. 


Conclusie in zaak C-641/23  Dubers (NL) (Europees aanhoudingsbevel - reïntegratie)


De Rechtbank Amsterdam legt het Hof vragen voor over de uitvoering van een Europees aanhoudingsbevel. Het gaat om de overlevering van een Pools onderdaan in Nederland, wegens het niet nakomen van de verplichting tot het betalen van kinderalimentatie voor zijn minderjarige zoon. De Rechtbank stelt een vraag over de in acht te nemen termijnen (waardoor het in de praktijk onmogelijk zou zijn om een prejudiciële vraag aan het Hof van Justitie te stellen). Tevens vraagt de Rechtbank zich af of het mag opleggen dat de betrokkene naar Nederland wordt teruggestuurd omdat hij dan veel betere reïntegratiekansen heeft.