Op deze pagina:
Tarifaire belemmeringen hebben betrekking op het goederenverkeer tussen derde landen en de EU. Het gaat met name om de douanerechten die worden geheven bij de invoer van goederen.
De goederen die afkomstig zijn uit derde landen (niet-EU-lidstaten) worden slechts toegelaten tot de interne markt van de EU indien die goederen voldoen aan alle invoerformaliteiten en alle verschuldigde douanerechten en heffingen van gelijke werking zijn voldaan (zie voor meer informatie ook dit ECER-dossier). Door de heffing van douanerechten worden ingevoerde goederen duurder, waardoor die douanerechten een voordeel met zich meebrengen voor in de EU geproduceerde goederen. De douanerechten zijn een inkomstenbron voor de EU en de lidstaten. De lidstaten mogen 25 procent van de douane-inkomsten zelf houden, de rest van het bedrag komt ten goede van de EU-begroting (artikel 9, lid 2, verordening 2020/2053).
De verschuldigde douanerechten zijn gebaseerd op het zogenoemde 'gemeenschappelijke douanetarief van de EU'. Het gemeenschappelijk douanetarief wordt door de Raad vastgesteld op grond van een voorstel van de Europese Commissie (artikel 31 EU-Werkingsverdrag). Het gemeenschappelijk douanetarief omvat een indeling van alle goederen (nomenclatuur) en de douanerechten die van toepassing zijn op iedere goederensoort. Het is van belang dat dezelfde goederen in de gehele EU aan dezelfde douanerechten worden onderworpen, ongeacht of de goederen bijvoorbeeld worden ingeklaard in Bulgarije of Nederland. De nationale douaneautoriteiten moeten daarom weten wat de goederen precies inhouden (classificatie), waar de goederen vandaan komen (oorsprong) en hoeveel de goederen waard zijn (waardering). Hieronder wordt op deze drie elementen ingegaan.
Naar boven
De verschuldigde douanerechten worden uitgedrukt als een percentage van de waarde van het goed. Die percentages kunnen verschillen per type goederensoort. Het is om die reden van belang dat een goed wordt onderverdeeld in de juiste goederensoort (classificatie). Er moet namelijk voorkomen worden dat op een goed een hoger of lager percentage wordt toegepast. Die onderverdeling van goederen (classificatie) vindt plaats op grond van verordening 2658/87. In bijlage I van verordening 2658/87 is een volledig overzicht van alle goederen opgenomen en de daarbij behorende douanerechten. Dit volledige overzicht wordt ook wel de 'gecombineerde nomenclatuur' genoemd. Dit overzicht is gebaseerd op het Geharmoniseerde Systeem van de Wereld Douaneorganisatie (WCO)
Voorbeeld van de classificatie van een goed
In bijlage I van verordening 2658/87 is een hoofdstuk opgenomen over wapens en munitie en de delen en toebehoren daarvan (hoofdstuk 93). Bepaalde oorlogswapens zijn vrijgesteld van de douanerechten. Ten aanzien van revolvers en pistolen geldt een douanerecht van 2,7 procent, terwijl voor geweren een douanerecht van 3,2 procent geldt. Het is dus voor de toepassing van het douanerecht van belang om het wapen in de juiste goederensoort te classificeren.
De Europese Commissie stelt jaarlijks bij verordening een volledige en actuele versie vast van het overzicht van alle goederen en de daarbij behorende douanerechten. Deze verordening moet ieder jaar uiterlijk op 31 oktober in het EU-Publicatieblad bekend worden gemaakt en treedt op 1 januari van het nieuwe jaar in werking (artikel 12 van verordening 2658/87).
Het douanerecht wordt als een percentage geheven over de totale waarde van het goed. De waarde van een goed moet daarom op correcte wijze worden vastgesteld. De primaire basis om de waarde van een goed te bepalen is de transactiewaarde. De transactiewaarde is de werkelijk betaalde of te betalen prijs bij verkoop van het goed vóór de uitvoer van het goed naar de EU (artikel 70, leden 1 en 2, verordening 2013/952). Bijvoorbeeld de kosten voor vervoer van het goed in de EU mogen niet worden meeberekend bij de vaststelling van de transactiewaarde van het goed (artikel 72, onder a van verordening 2013/952).
In bepaalde situaties kan de transactiewaarde van een goed echter niet nauwkeurig worden vastgesteld. De waarde van het goed wordt dan vastgesteld volgens de voorschriften van artikel 74 van verordening 2013/952. Aan de hand van een aantal criteria zal stapsgewijs moeten worden nagegaan of de waarde van het goed op andere wijze kan worden vastgesteld. Deze criteria zijn neergelegd in artikel 74, lid 2, sub a tot d van verordening 2013/952.
De oorsprong van het goed heeft betrekking op het land waar het goed is vervaardigd. Het is met andere woorden de nationaliteit van het goed. De oorsprong van het goed moet worden vastgesteld omdat goederen uit bepaalde (derde) landen of gebieden preferentieel (bevoorrecht) door de EU kunnen worden behandeld. Dit houdt in dat op goederen die afkomstig zijn uit die bevoorrechte landen of gebieden een verlaagd douanetarief of een nultarief wordt toegepast.
De oorsprong van goederen wordt vastgesteld aan de hand van artikel 60 van verordening 2013/952. Goederen die geheel in één enkel land of gebied zijn vervaardigd, worden geacht van oorsprong uit dat land of gebied te zijn. Natuurlijke producten zijn vaak in één enkel land of gebied vervaardigd. Indien meer dan één land of gebied betrokken is geweest bij de vervaardiging van een goed, wordt het goed geacht van oorsprong te zijn uit het land of gebied waar de laatste ingrijpende, economische verantwoorde verwerking of bewerking heeft plaatsgevonden.
Nadat de oorsprong van een goed is vastgesteld, moet nog worden onderzocht of de goederen van preferentiële of niet-preferentiële oorsprong zijn. In de volgende situaties kunnen goederen preferentieel door de EU worden behandeld:
Goederen die niet bevoorrecht kunnen worden behandeld - en dus geen preferentiële oorsprong hebben - zijn onderhevig aan de normale douanetarieven.
Bij de behandeling van de preferentiële oorsprong van goederen in de paragraaf hiervoor werd duidelijk dat op goederen uit bepaalde gebieden of landen een verlaagd douanetarief of een nultarief kan worden toegepast. De EU kan er echter ook voor kiezen om op bepaalde goederen een verlaagd douanetarief of een nultarief toe te passen, ongeacht uit welk land of gebied het goed afkomstig is.
De EU kan besluiten om op een onbeperkte hoeveelheid van bepaalde goederen uit derde landen een verlaagd douanetarief of een nultarief toe te passen. De toepassing van een verlaagd douanetarief wordt een gedeeltelijke schorsing genoemd en de toepassing van het nultarief wordt een volledige schorsing van de douanerechten genoemd (zie verordening 2021/2278 voor een voorbeeld). Daarnaast kan de EU besluiten om op een beperkte hoeveelheid van bepaalde goederen een verlaagd douanetarief of een nultarief toe te passen. In zo'n geval werkt de EU met tariefquota (tariefcontingenten) (zie verordening 2021/2283 voor een voorbeeld). De EU stelt in dit verband een quota in. Zolang de quota (toegestane hoeveelheid) niet is overschreden, kunnen producenten uit derde landen voor hun goederen gebruik maken van het verlaagde douanetarief of het nultarief. Wanneer de quota is overschreden, geldt het normale douanetarief weer op de goederen waarvoor de quota was verleend.
In verordening 2008/717 zijn de regels vastgelegd met betrekking tot tariefcontingenten (tariefquota). De EU kan op twee manieren tariefcontingenten vaststellen. In de eerste plaats kunnen tariefcontingenten worden vastgesteld op grond van een overeenkomst met een derde land. Op een bepaalde hoeveelheid goederen die in het derde land zijn vervaardigd wordt dan een verlaagd douanetarief of een nultarief toegepast. In de tweede plaats kan de EU autonoom tariefcontingenten vaststellen. Alle goederen die afkomstig zijn uit landen of gebieden die douanerechten moeten betalen kunnen aanspraak maken op de tariefcontingenten. Om het beperkte aantal tariefcontingenten te kunnen verdelen moet de Europese Commissie de verdeling van de contingenten bekend maken in het EU-Publicatieblad. Zo spoedig mogelijk na de bekendmaking in het EU-Publicatieblad worden de tariefcontingenten verdeeld onder de indieners van een aanvraag.