C-163/24 Statul Roman – Ministerul Finantelor Publice et Curtea de Apel  Bucuresti 

Contentverzamelaar

C-163/24 Statul Roman – Ministerul Finantelor Publice et Curtea de Apel  Bucuresti 

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    13 mei 2024
Schriftelijke opmerkingen:                    29 juni 2024

Trefwoorden: landbouw; steunregelingen; aansprakelijkheid staat

Onderwerp:

-             Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad van 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers: overwegingen 14, 15 en 16 en artikel 20, lid 1;

-             Verordening (EG) nr. 1973/2004 van de Commissie van 29 oktober 2004 houdende uitvoeringsbepalingen van verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad met betrekking tot de bij de titels IV en IV bis van die verordening ingestelde steunregelingen en het gebruik van braakgelegde grond voor de productie van grondstoffen: artikel 138, lid 1;

-             Verordening (EG) Nr. 796/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem waarin is voorzien bij Verordening (EG) nr. 1782/2003 van de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers: overwegingen 36, 37, 55 tot en met 58 en 67, en artikel 68, leden 1 en 2.

Feiten:

Verzoekende partij is ‘BX’. Hij heeft op 14 mei 2007 een aanvraag ingediend voor steunregelingen inzake landbouw. Bij deze aanvraag moest BX zijn totale oppervlakte landbouwgrond opgeven. Na een controle blijkt dat BX een te hoog areaalaangifte heeft gedaan, en bij besluit van 28 mei 2008 is vastgesteld dat zijn verzoek om betaling is afgewezen op grond van artikel 138, lid 1, van verordening 1973/2004. BX gaat tegen dit besluit in beroep. Hij verweert zich met de stelling dat de controleorgaan onnauwkeurigheden en fouten had in zijn landkaarten, en dat de totale oppervlakte in zijn pachtovereenkomst verschilt met de werkelijkheid. De Roemeense staat is een van de verwerende partijen.

Overweging:

De verzoekende rechter wil weten of particulieren rechten kunnen ontlenen aan artikel 20, van verordening 1782/2003. Deze vraag wordt gesteld vanwege de mogelijke aansprakelijkheid van de staat ten gevolge van de beslissing van de nationale rechter in laatste aanleg. Tevens wil de verwijzende rechter uitleg van het begrip ‘feitelijk juiste gegevens’ in de zin van artikel 68, lid 1, van verordening 796/2004. Het is de vraag of dit begrip ziet op de juiste areaalaangifte van de landbouwer, als dit de juiste identificatie van het gebruikte perceel en de grenzen ervan omvat. Tenslotte vraagt de verwijzende rechter naar het verzuim van de nationale rechter in laatste aanleg om een prejudiciële vraag te stellen aan het Hof, in verband met eventuele aansprakelijkheid voor de schade die volgde uit deze rechtspraak.

Prejudiciële vragen:

1. Is artikel 20, lid 1, van verordening [(EG) nr. 1782/2003 van de Raad van] 29 september 2003 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers (in de versie die gold tot de intrekking daarvan bij [verordening (EG) nr. 73/2009]) een Unierechtelijke bepaling waaraan particulieren rechten kunnen ontlenen waarvan de schending tot aansprakelijkheid van de staat kan leiden ten gevolge van een beslissing van een nationale rechter in laatste aanleg?

2. Moet het begrip „feitelijk juiste gegevens” als bedoeld in artikel 68, lid 1, van verordening [(EG) nr. 796/2004 van de Commissie van 21 april 2004 houdende uitvoeringsbepalingen inzake de randvoorwaarden, de modulatie en het geïntegreerd beheers- en controlesysteem waarin is voorzien bij verordening (EG) nr. 1782/2003] aldus worden uitgelegd dat het zowel de juiste aangifte van de oppervlakten door de landbouwer, als de juiste identificatie van het gebruikte perceel en van de grenzen daarvan omvat?

3. Vormt in de omstandigheden van het onderhavige geval het verzuim van de nationale rechter in laatste aanleg om het Hof te verzoeken om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van artikel 68 van verordening nr. 796/[2004] een kennelijke en voldoende gekwalificeerde schending, zodat de staat aansprakelijk kan worden gesteld voor de schade die door de uitspraak van die rechter zou zijn veroorzaakt?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-283/81 CILFIT; C-6/90 en C-9/90; C-46/93 en C-48/93 Brasserie du pêcheur en Factortame; C-224/01; C-495/03 Intermodal Transports; C-168/15; C-571/16; C-620/17 Hochtief Solutions Magyarországi Fióktelepe

Specifiek beleidsterrein: LNV; JenV