C-17/24 CeramTec 

Contentverzamelaar

C-17/24 CeramTec 

Prejudiciële hofzaak 

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    5 maart 2024
Schriftelijke opmerkingen:                    20 april 2024

Trefwoorden: Gemeenschapsmerk; kwade trouw

Onderwerp:

-             Verordening nr. 207/2009 van 266 februari 2009 inzake het Gemeenschapsmerk: artikel 7, lid 1 en artikel 52.

Feiten:

Verzoekende partij CeramTec is een bedrijf dat gespecialiseerd is in de ontwikkeling en distributie van technische keramische onderdelen die bestemd zijn voor de samenstelling van heup- en knie-implantaten. Op 23 augustus 2011 heeft Ceramtec Uniemerkaanvragen ingediend voor keramisch composietmateriaal. Op 13 december heeft Ceramtec de verwerende partij ‘CoorStek Bioceramics LLC’ (hierna: CoorStek) gedagvaard voor merkinbreuk en oneerlijke concurrentie op basis van meeliftgedrag. Coorstek houdt zich bezig met de vervaardiging van medische onderdelen van geavanceerde technische keramiek. Bij de rechter in tweede aanleg is opgemerkt dat Ceramtec bij de aanvraag van Uniemerken ter kwader trouw was en haar monopolie beoogde te verlengen. Ceramtec heeft hiertegen cassatie ingesteld. 

Overweging:

In artikel 7 van verordening 207/2009 zijn de absolute weigeringsgronden bepaald voor de inschrijving van een teken als merk. Artikel 7, lid 1, onder e), ii), bepaalt dat inschrijving wordt geweigerd van tekens die uitsluitend bestaan uit de vorm van de waar die noodzakelijk is om een technische uitkomst te verkrijgen. Artikel 52, lid 1, onder b), stelt dat een merk nietig kan worden verklaard wanneer een merk is ingeschreven in strijd met artikel 7 of als de aanvrager bij de indiening van de aanvraag te kwader trouw was. De verwijzende rechter wil weten hoe deze artikelen zich tot elkaar verhouden, of ze beide autonoom zijn en of ze elkaar uit kunnen sluiten.

Prejudiciële vragen:

1. Moet artikel 52 van verordening (EG) nr. 207/2009 van 26 februari 2009 inzake het gemeenschapsmerk aldus worden uitgelegd dat de nietigheidsgronden van artikel 7, waarnaar artikel 52, lid 1, onder a), verwijst, en de nietigheidsgrond van kwade trouw als bedoeld in artikel 52, lid 1, onder b), van deze verordening, autonoom zijn en elkaar uitsluiten?

2. Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord, kan de kwade trouw van de aanvrager louter in het licht van de absolute weigeringsgrond van artikel 7, lid 1, onder e), ii), van verordening nr. 207/2009 worden beoordeeld zonder dat hoeft te worden vastgesteld dat het teken dat als merk is aangevraagd uitsluitend bestaat uit de vorm van de waar die noodzakelijk is om een technische uitkomst te verkrijgen?

3. Moet artikel 52, lid 1, onder b), van verordening nr. 207/2009 aldus worden uitgelegd dat er geen sprake is van kwade trouw van degene die een merkaanvraag heeft ingediend met het oogmerk om een technische oplossing te beschermen, wanneer na die aanvraag komt vast te staan dat er geen verband is tussen de betrokken technische oplossing en de tekens waaruit het aangevraagde merk bestaat?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-299/99 Philips; C-237/19; C-205/13; C-215/14 Société des Produits Nestlé ; C-320/12 Malaysia Dairy Industries; C-104/18 P Koton Magazacilik Tekstil Sanayi ve Ticaret/EUIPO

Specifiek beleidsterrein: EZK; JenV

Gerelateerde documenten