C-190/24 Coyote System 

Contentverzamelaar

C-190/24 Coyote System 

Prejudiciële hofzaak 

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    9 mei 2024
Schriftelijke opmerkingen:                    25 juni 2024

Trefwoorden: informatiemaatschappij; dienstverrichting; toezichtsverplichting

Onderwerp:

-             Richtlijn 2000/31/EG van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2000 betreffende bepaalde juridische aspecten van de diensten van de informatiemaatschappij, met name de elektronische handel, in de interne markt: overwegingen 26, 47 en 48 en artikelen 1, 2, 3, 4 en  15.

Feiten:

Verzoekende partij is ‘Cayote System’ en vordert de nietigverklaring van een nationaal genomen besluit dat is genomen ter uitvoering van de wegenverkeerswet. Het besluit betreft een regeling op grond waarvan aanbieders van een op geolokalisatie gebaseerde elektronische navigatiesysteem kunnen worden verboden om door gebruikers van die dienst meegedeelde informatie met betrekking tot bepaalde verkeerscontroles door te geven aan andere gebruikers (‘doorgifte’). Er staan sancties op de niet-naleving van deze verplichtingen. Cayote System stelt dat het besluit in strijd is met de doelstellingen van richtlijn 2000/31.

Overweging:

De verwijzende rechter twijfelt of het opleggen van een verbod aan aanbieders voor doorgifte valt onder het ‘gecoördineerde gebied’ van artikel 2, onder h), van richtlijn 2000/31. Volgens hem heeft het verbod bijvoorbeeld wel betrekking op de uitoefening van een dienst van een informatiemaatschappij, maar geldt het verbod niet voor de vestiging van de dienstverleners, of andere onderwerpen die geregeld worden door de harmonisatiebepalingen van hoofdstuk II van de richtlijn. Tevens wenst de verwijzende rechter duidelijkheid over het verbod en de verhouding met artikel 15 van de richtlijn, wat het verbod op toezichtsverplichtingen vaststelt voor bepaalde diensten van dienstverleners.

Prejudiciële vragen:

a) Moet het aan aanbieders van een op geolokalisatie gebaseerde elektronische rijassistentie- of navigatiedienst opgelegde verbod om via die dienst berichten of aanwijzingen van gebruikers door te geven waardoor andere gebruikers zich aan bepaalde verkeerscontroles kunnen onttrekken, worden geacht te vallen onder het „gecoördineerde gebied” als bedoeld in richtlijn 2000/31/EG, terwijl dat verbod weliswaar geldt voor de uitoefening van een activiteit van een dienst van de informatiemaatschappij in die zin dat het betrekking heeft op het gedrag van de dienstverlener en de kwaliteit en inhoud van de dienst, maar niet voor de vestiging van de dienstverleners, de commerciële communicatie, langs elektronische weg gesloten contracten, de aansprakelijkheid van tussenpersonen, gedragscodes, de buitengerechtelijke geschillenregeling, rechtsgedingen en de samenwerking tussen lidstaten en zodoende geen van de onderwerpen betreft die worden geregeld door de harmonisatiebepalingen van hoofdstuk II van die richtlijn?

b) Valt een verbod op doorgifte dat met name tot doel heeft te voorkomen dat personen die worden gezocht wegens misdrijven of overtredingen of die een bedreiging vormen voor de openbare orde of veiligheid zich kunnen onttrekken aan verkeerscontroles, binnen de draagwijdte van de voor het uitoefenen van een activiteit van een dienst van de informatiemaatschappij geldende vereisten die een lidstaat niet kan opleggen aan dienstverleners uit een andere lidstaat, terwijl in overweging 26 van de richtlijn te lezen staat dat deze de lidstaten niet de mogelijkheid ontneemt om hun nationale voorschriften op het strafrecht en de strafvervolging toe te passen om alle onderzoeks- of andere maatregelen te kunnen nemen die nodig zijn voor de opsporing en de vervolging van strafbare feiten?

c) Moet artikel 15 van richtlijn 2000/31/EG, dat met betrekking tot de daarin bedoelde diensten verbiedt om dienstverleners algemene toezichtverplichtingen op te leggen, met uitzondering van toezichtverplichtingen in speciale gevallen, aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan de toepassing van een regeling die louter bepaalt dat aanbieders van een op geolokalisatie gebaseerde elektronische rijassistentie- of navigatiedienst kunnen worden verplicht om bepaalde soorten berichten of aanwijzingen in precieze gevallen niet via die dienst door te geven, zonder dat de aanbieder daartoe kennis hoeft te nemen van de inhoud daarvan?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-376/22 Google Ireland e.a.

Specifiek beleidsterrein: EZK

Gerelateerde documenten