C-20/24 Cymdek 

Contentverzamelaar

C-20/24 Cymdek 

Prejudiciële hofzaak 

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    5 maart 2024
Schriftelijke opmerkingen:                    20 april 2024

Trefwoorden: passagiersrechten

Onderwerp: Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten: artikel 2, onder g) en artikel 3.

Feiten:

De twee verzoekende partijen hebben bij een touroperator een pakketreis geboekt, welke onder meer een vlucht omvatte van Tenerife naar Warschau op 20 mei 2021. Deze vlucht werd uitgevoerd door verwerende partij, een luchtvaartmaatschappij. De vlucht had bij aankomst een vertraging van meer dan 22 uur. De verzoekende partijen hebben een vordering ingesteld tot compensatie. Deze vorderingen zijn geweigerd op grond dat de verzoekende partijen niet hebben aangetoond dat zij over een bevestigde en ‘betaalde’ boeking voor de betrokken vlucht beschikten. De passagiers hadden wel hun instapkaart verstrekt, en stellen beroep in tegen het besluit.

Overweging:

Uit artikel 3, lid 2, onder a) van verordening 261/2004 blijkt dat deze verordening van toepassing is op passagiers wanneer zij een bevestigde boeking hebben voor de vlucht en zich bij de incheckbalie melden binnen bepaalde termijnen. De verwijzende rechter twijfelt of het verstrekken van een instapkaart door de passagiers, zonder een document als bewijs voor de bevestiging van de boeking van de vlucht, een bewijs vormt dat de boeking is aanvaard. De verwijzende rechter wijst erop dat deze instapkaart alleen wordt gegeven aan de passagier met een bevestigde boeking voor de betrokken vlucht. Hierbij vraagt hij zich af of het uitmaakt of de passagier aantoont dat hij tegen betaling de reis geboekt heeft, omdat de verordening niet van toepassing is op passagiers die gratis reizen of reizen tegen een gereduceerd tarief dat niet rechtstreeks of indirect voor het publiek toegankelijk is.

Prejudiciële vragen:

1. Kan, in de zin van artikel 2, onder g), van verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van verordening (EEG) nr. 295/91, de instapkaart van een passagier een ander bewijs vormen dat de boeking is aanvaard en geregistreerd door de luchtvaartmaatschappij of de touroperator?

2. Moeten, in de zin van artikel 3, lid 2, onder a), van verordening nr. 261/2004, passagiers die voor een bepaalde vlucht een instapkaart hebben, wanneer er geen enkele abnormale omstandigheid is aangetoond, worden geacht een bevestigde boeking voor die vlucht te hebben?

3. Rust, in de zin van artikel 3, lid 3, van verordening nr. 261/2004, de bewijslast dat een vlucht is betaald op de passagier, of is het aan de luchtvaartmaatschappij om, teneinde zich aan haar aansprakelijkheid te onttrekken, aan te tonen dat de passagier gratis of tegen een gereduceerd tarief heeft gereisd?

4. Moet artikel 3, lid 3, van verordening nr. 261/2004 aldus worden uitgelegd dat wanneer een passagier een pakketreis heeft gekocht bij een touroperator en deze laatste voor de vlucht een vergoeding heeft betaald aan de luchtvaartmaatschappij, deze vlucht een bezwarend karakter heeft?

5. Moet artikel 3, lid 3, van verordening nr. 261/2004 aldus worden uitgelegd dat wanneer een derde ten behoeve van passagiers een pakketreis koopt in het kader waarvan de touroperator een marktconforme vergoeding aan de chartermaatschappij betaalt, er geen sprake is van passagiers die reizen „tegen een gereduceerd tarief”, ongeacht hetgeen tussen de derde en de passagiers is verrekend?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-146/20 Azurair e.a.; C-215/18 Primera Air Scandinavia ; C-686/20 Vueling Airlines; C-756/18 easyJet Airline

Specifiek beleidsterrein: IenW

Gerelateerde documenten