C-34/24 Stichting Right to Consumer Justice et Stichting App Stores Claims

Contentverzamelaar

C-34/24 Stichting Right to Consumer Justice et Stichting App Stores Claims

Prejudiciële hofzaak 


Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik
hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    14 maart 2024
Schriftelijke opmerkingen:                    29 april 2024

Trefwoorden: Rechtsmacht; collectieve schadevergoedingsactie; Apple; misbruik van machtspositie

Onderwerp:

-             Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken: artikel 7, punt 2;

-             Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU): artikel 101 en 102.

Feiten:

Deze zaak gaat over een collectieve schadevergoedingsactie tegen ‘Apple Distribution International LTD’ gevestigd in Ierland (hierna: Apple Ierland) en ‘Apple Inc.’ gevestigd in de VS. De schadevergoedingsactie is ingesteld door de partijen ‘Stichting Right to Consumer Justice’ (SRJ) en ‘Stichting App Stores Claims’ (ASC), op grond van de Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie (hierna: WAMCA). De schadevergoedingsactie is ingesteld vanwege apps die in de App Store worden aangeboden, waarbij ‘in-app’ producten beschikbaar zijn waarvoor betaald moet worden. Volgens de stichtingen maakt Apple misbruik van haar dominante positie op de markt in de zin van artikel 102 VWEU, vanwege te hoge prijzen en omdat gebruikers van apps die werken op iOS aangewezen zijn op de App Store. Daarnaast stelt RCJ dat er sprake is van een verboden prijsbinding in de zin van artikel 101 VWEU.

Overweging:

De verwijzende rechter stelt vast dat er sprake is van een inbreuk op het mededingingsrecht door Apple in Nederland. Er is echter twijfel over welke rechter bevoegd is, mede omdat er geen ‘concrete gebeurtenis’ is aangeduid door RCJ in de zin van artikel 101 VWEU. Het is niet duidelijk welke rechter bevoegd is, omdat de schade wel in Nederland is geleden maar het gaat om een collectieve actie waarbij een online platform gericht is op de gehele lidstaat. Tevens twijfelt de verwijzende rechter over wat de plaats van het intreden van de schade is in deze zaak. Normaliter is dat de plaats waar de beweerde schade zich concreet voordoet, waarbij het moet gaan om de aanvankelijke en rechtstreekse schade die het gevolg is van een causale gebeurtenis. In dit geval gaat het echter om de te hoge prijs die gebruikers bij aankopen van een app of in-app product in de App Store met NL storefront hebben betaald. De verwijzende rechter vraagt ook hier uitleg over.

Prejudiciële vragen:

Vraag 1 (Handlungsort)

a. Wat moet in een geval als aan de orde in dit geding, waarbij het gestelde misbruik van machtspositie in de zin van artikel 102 VWEU ten uitvoer is gelegd in een lidstaat door middel van verkopen via een door Apple beheerd Online platform dat is gericht op de gehele lidstaat, waarbij Apple Ierland als exclusiefdistributeur en als commissionair van de ontwikkelaar optreedt en commissie inhoudt op de aankoopsom, als de plaats van het schadeveroorzakende handelen worden aangemerkt in de zin van artikel 7, punt 2, Brussel I bis? Is daarbij van belang dat het online platform in beginsel wereldwijd toegankelijk is?

b. Maakt het daarbij uit dat het in dit geding gaat om vorderingen die op de voet van artikel 3:305a BW zijn ingesteld door een rechtspersoon die tot doel heeft krachtens een eigen recht de collectieve belangen te behartigen van meerdere gebruikers die in verschillende rechtsgebieden (in Nederland: arrondissementen) binnen een lidstaat hun zetel hebben?

c. Als op basis van vraag la (en/of 1b) niet slechts één maar meerdere intern relatief bevoegde rechters in de betreffende lidstaat worden aangewezen, verzet artikel 7, punt 2, Brussel I bis zich dan tegen toepassing van nationaal (proces)recht dat verwijzing naar één gerecht binnen die lidstaat mogelijk maakt?

Vraag 2 (Erfolgsort)

a. Kan in een geval als aan de orde in dit geding, waarbij de gestelde schade is ingetreden als gevolg van aankopen van apps en digitale in-app producten via een door Apple beheerd online platform (de App Store) waarbij Apple Ierland als exclusief distributeur en commissionair van de ontwikkelaars optreedt en commissie inhoudt op de aankoopsom (en waarbij zowel beweerdelijk misbruik van machtspositie in de zin van artikel 102 VWEU heeft plaatsgevonden als een gestelde inbreuk op het kartelverbod in de zin van artikel 101 VWEU), en waarbij de plaats waar deze aankopen hebben plaatsgevonden niet is vast te stellen, uitsluitend de zetel van de gebruiker als aanknopingspunt dienen voor de plaats waar de schade is ingetreden in de zin van artikel 7, punt 2, Brussel I bis? Of zijn er in deze situatie ook andere aanknopingspunten om een bevoegde rechter aan te wijzen?

b. Maakt het daarbij uit dat het in dit geding gaat om vorderingen die op de voet van artikel 3:305a BW zijn ingesteld door een rechtspersoon die tot doel heeft krachtens een eigen recht de collectieve belangen te behartigen van meerdere gebruikers die in verschillende rechtsgebieden (in Nederland: arrondissementen) binnen een lidstaat hun zetel hebben?

c. Als op basis van vraag 2a (en/of 2b) een intern relatief bevoegde rechter in de betreffende lidstaat wordt aangewezen die slechts voor de vorderingen ten behoeve van een deel van de gebruikers in die lidstaat bevoegd is, terwijl voor de vorderingen ten behoeve van een ander deel van de gebruikers andere relatief bevoegde rechters in dezelfde lidstaat bevoegd zijn, verzet artikel 7, punt 2, Brussel I bis zich dan tegen toepassing van nationaal (proces)recht dat verwijzing naar één gerecht binnen die lidstaat mogelijk maakt?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-30/30 Volvo e.a.; C-12/15 Universal Music; C-21/76 Kalimijnen; C-352/13 Hydrogen Peroxide; C-451/18 TiborTrans; C-27/17 flyLAL-Lithuanian Airlines; C-498/20 ÖFAB; C-304/17; C-343/19 Verein für Konsumenteninformation/VW; C-709/19 Vereniging van Effectenbezitters.

Specifiek beleidsterrein: EZK; JenV