C-477/24 Deldwyn
Contentverzamelaar
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).
Termijnen: Motivering departement: 26 augustus 2024
Schriftelijke opmerkingen: 12 oktober 2024
Trefwoorden: verblijfsrecht, uitleg richtlijn, werkloosheid
Onderwerp:
- Richtlijn 2004/38/EG van het Europees
Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende het recht van vrij
verkeer en verblijf op het grondgebied van de lidstaten voor de
burgers van de Unie en hun familieleden: artikel 7, lid 3;
-
Handvest van de grondrechten van de Europese Unie: artikel 41.
Feiten:
Verwerende partij is de Ierse ‘Minister for Justice’ en
verzoekende partij is ‘I.T’. Laatstgenoemde is Ierland binnengekomen
in 2002 op grond van een studentenvisum. In 2009 is hij getrouwd met
een burger van de Unie, waardoor hij op grond van richtlijn 2004/38
een verblijfsrecht heeft aangevraagd. Na het ontvangen van het
verblijfsrecht zijn I.T. en zijn voormalige echtgenote gescheiden.
I.T. wilde vervolgens zijn verblijfrecht verlengen, door dit te
ontlenen aan de uitoefening van de Unierechtelijke rechten van zijn
voormalige echtgenote (op basis van nationaal recht). Verwerende
partij heeft op 22 november 2021 bij definitief besluit vastgesteld
dat I.T zijn verblijfskaart niet kon behouden, mede vanwege het feit
dat bleek dat op de datum waarop de echtscheidingsprocedure was
ingeleid, de voormalige echtgenote haar uit de Unieverdragen
voortvloeiende rechten in Ierland niet uitoefende door
beroepsactiviteiten te verrichten.
Overweging:
Op grond van nationaal recht behoudt een burger van
de Unie die zijn recht van vrij verkeer uitoefent in bepaalde gevallen
een verblijfsrecht, onder meer wanneer hij zich, na ten minste één
jaar te hebben gewerkt, in naar behoren vastgestelde onvrijwillige
werkloosheid bevindt en zich als werkzoekende heeft ingeschreven bij
het ‘DEASP’ (Departement of Employment Affairs and Social Protection).
Deze bepalingen verschillen niet wezenlijk van die van richtlijn
2004/38. I.T. heeft verwerende partij verzocht om hem de van het DEASP
ontvangen informatie te verstrekken, maar dit is niet gebeurd,
aangezien deze informatie voor de burger van de Unie vertrouwelijk is.
De verwijzende rechter stelt dat de kwesties in deze zaak vragen van
algemene strekking doen rijzen over het Unierecht, met name over de
juiste uitlegging van artikel 7, lid 3, onder b), van de
burgerrichtlijn, en, afzonderlijk, over artikel 41 van het Handvest.
Prejudiciële vragen:
1a) Beoogt of vereist de uitdrukking „één
jaar” in artikel 7, lid 3, onder b), van richtlijn 2004/38/EG (hierna:
„richtlijn”) dat het betrokken jaar één aaneengesloten periode
is?
1b) Indien het antwoord op vraag 1a) ontkennend is, valt de
burger van de Unie dan buiten de werkingssfeer van artikel 7, lid 3,
onder b), [van de richtlijn] vanwege het feit dat de gewerkte perioden
die opgeteld het betrokken jaar vormen, verdeeld kunnen zijn over een
periode van vier of vijf jaar?
2) Betekent het feit dat de burger
van de Unie de uitkering voor werkzoekenden van het ministerie van
[Werkgelegenheid] en Sociale Bescherming in Ierland heeft ontvangen,
dat hij zich in Ierland in „naar behoren vastgestelde onvrijwillige
werkloosheid” bevindt in de zin van artikel 7, lid 3, onder b), van de
richtlijn?
3) Verplicht het algemene beginsel van Unierecht dat
tot uitdrukking komt in artikel 41 van het Handvest of, subsidiair,
verplicht de richtlijn, uitgelegd [OMISSIS] in het licht van dit
algemene beginsel, de verwerende partij ertoe haar dossier (indien
nodig in een naar behoren geredigeerde vorm) aan de verzoekende partij
over te leggen: [OMISSIS]
a) voordat een besluit wordt genomen
over het behoud van verblijfsrechten/een verblijfskaart overeenkomstig
artikel 14 van de richtlijn, gelezen in samenhang met artikel 13
en/[OMISSIS] of artikel 7, lid 3, van de richtlijn, en/of
b)
wanneer de verzoeker een dergelijk besluit in rechte wil laten toetsen?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-277/11 M; C-604/12 N; C-115/81; C-89/17
Specifiek beleidsterrein: MenA; SZW