C-723/23 Amilla

Contentverzamelaar

C-723/23 Amilla

Prejudiciële hofzaak 

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak , en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    7 februari 2024
Schriftelijke opmerkingen:                    24 maart 2024

Trefwoorden: insolventie; kwijtschelding schuld

Onderwerp: Richtlijn (EU) 2019/1023 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende preventieve herstructureringsstelsels, betreffende kwijtschelding van schuld en beroepsverboden, en betreffende maatregelen ter verhoging van de efficiëntie van procedures inzake herstructurering, insolventie en kwijtschelding van schuld: overweging 79 en artikelen 20 en 23.

Feiten:

Verzoekende partij is Agencia Estatal de la Administración Tributaria, de Spaanse belastingdienst (hierna: AEAT). De verwerende partijen zijn VT en UP, bestuurders van twee vennootschappen waarin zij gezamenlijk en hoofdelijk aansprakelijk zijn. Verwerende partij is in deze zaak insolvente schuldenaar en verzoekt AEAT in deze procedure om kwijtschelding van onbetaalde schuld. AEAT verzet zich tegen dit verzoek, omdat de schuldenaar in de afgelopen tien jaar betrokken is geweest bij de als verwijtbaar aangemerkte insolventie van een derde partij. Dit is op grond van Spaans recht een reden om geen kwijtschelding te geven.

Overweging:

De verwijzende rechter vraagt of deze Spaanse wet onverenigbaar is met artikel 23 van richtlijn 2019/2023. Op grond van dat artikel kunnen lidstaten bepalingen tot weigering of beperking van de toegang tot kwijtschelding van schuld handhaven of introduceren wanneer de insolvente ondernemer oneerlijk of te kwader trouw heeft gehandeld tegenover schuldeisers. De verwijzende rechter wil weten of het begrip ‘schuldeisers’ ook op de schuldeisers van een derde partij betrekking heeft, of alleen op die van onbetaalde schulden tegenover de eigen schuldeisers van de schuldenaar. Tevens stelt de rechter vragen over de beperking van de toegang tot de procedure die tot volledige kwijtschelding van schuld kan leiden, welke gebaseerd is op de uitzondering van het Spaanse artikel.

Prejudiciële vragen:

1) Moet artikel 23, lid 1, van richtlijn (EU) 2019/1023 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende preventieve herstructureringsstelsels, betreffende kwijtschelding van schuld en beroepsverboden, en betreffende maatregelen ter verhoging van de efficiëntie van procedures inzake herstructurering, insolventie en kwijtschelding van schuld, en tot wijziging van richtlijn (EU) 2017/1132 van het Europees Parlement en de Raad aangaande bepaalde aspecten van het vennootschapsrecht (richtlijn betreffende herstructurering en insolventie) aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling zoals artikel 487, lid 1, punt 4, van de geconsolideerde tekst van de Ley Concursal [(insolventiewet)], zoals gewijzigd bij wet 16/2022 van 5 september 2022, aangezien volgens die regeling het „oneerlijk of te kwader trouw hebben gehandeld” van de schuldenaar ook ziet op gedragingen van die schuldenaar tegenover schuldeisers van derden, die verschillen van de schuldeisers die voorkomen op de lijst van schuldeisers in verband met de eigen insolventieprocedure van de betrokkene als natuurlijke persoon?

2) Is artikel 487, lid 1, punt 4, van de geconsolideerde tekst van de insolventiewet, zoals gewijzigd bij wet 16/2022 van 5 september 2022, verenigbaar met artikel 20 van [richtlijn 2019/1023], aangezien die nationale bepaling voorziet in een uitzondering op de tweedekansprocedure, waardoor er geen sprake kan zijn van volledige kwijtschelding van schuld?

3) Is artikel 487, lid 1, punt 4, van de geconsolideerde tekst van de insolventiewet, zoals gewijzigd bij wet 16/2022 van 5 september 2022, verenigbaar met artikel 20, lid 2, en overweging 79 van [richtlijn 2019/1023], aangezien er in de nationale regeling geen rekening wordt gehouden met de individuele situatie van de schuldenaar, maar wordt voorzien in een uitzondering die objectief van aard is, zonder dat de Spaanse rechterlijke instanties de subjectieve omstandigheden van de schuldenaar die gebruikmaakt van de tweedekansprocedure kunnen beoordelen?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: -

Specifiek beleidsterrein: JenV; SZW

Gerelateerde documenten