C-745/23 Alenopik 

Contentverzamelaar

C-745/23 Alenopik 

Prejudiciële hofzaak 

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak , en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    2 februari 2024
Schriftelijke opmerkingen:                    19 maart 2024

Trefwoorden: douane, wisselkoers

Onderwerp:

-             Verordening (EG) nr. 2018/1672 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de controle van liquide middelen die de Unie binnenkomen of verlaten: artikel 1 en artikel 3, lid 1;

-             Verordening nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie: artikel 53;

-             Uitvoeringsverordening 2015/2447 van de Commissie van 24 november 2015 houdende nadere uitvoeringsvoorschriften voor enkele bepalingen van Verordening (EU) nr. 952/2013: artikelen 48 en 146.

Feiten:

Verzoekende partij is de belasting- en douanedienst ‘Maksu – ja Tolliamet’ (hierna: MTA) en verwerende partij is UT. MTA heeft een proces-verbaal opgesteld wegens een administratieve overtreding van UT, waarbij zij aangifteplichtige goederen bij zich droeg en over de grens van Rusland naar Estland heeft gebracht. Zij had voor deze goederen de verplichte aangifte niet gedaan. De waarde van de liquide middelen die zij meevoerde bestond uit 500.000 Oekraïense hryvnia. Om dit bedrag om te rekenen in euro’s, baseerde de MTA zich op de wisselkoers die op een website voor het omrekenen van vreemde valuta was gepubliceerd. Dit bedrag kwam uit boven de 10.000 euro, vanaf welk bedrag aangifte nodig is. UT kreeg een geldboete opgelegd en de liquide middelen werden in beslaggenomen. Degene voor wie UT het geld vervoerde had een andere berekening voor de valuta, waarbij hij uitkwam op een bedrag onder de 10.000 euro. 

Overweging:

Het is de verwijzende rechter niet duidelijk hoe de juiste wisselkoers bepaald kan worden, omdat Verordening 2018/1762 en de uitvoeringsverordening daarvan niet preciseren op welke rechtsgrondslag de bevoegde autoriteit van een lidstaat de wisselkoers moet vaststellen van de vreemde valuta waarmee de vervoerder het grondgebied van de Unie binnenkomt of verlaat. De procedure voor de omrekening in euro van een in vreemde valuta binnengebrachte liquide middelen is volgens de verwijzende rechter niet in de douanewet, of andere regelgeving geregeld, waardoor hij het Hof hierover een vraag stelt ter verduidelijking.

Prejudiciële vraag:

Hoe moet de wisselkoers worden vastgesteld op basis waarvan de waarde van liquide middelen in de zin van artikel 3, lid 1, van verordening nr. 2018/1672 van het Europees Parlement en de Raad moet worden bepaald wanneer het gaat om een valuta waarvan de wisselkoers niet wordt bekendgemaakt door de Europese Centrale Bank?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: -

Specifiek beleidsterrein: FIN

Gerelateerde documenten