C-748/23 Gekus

Contentverzamelaar

C-748/23 Gekus

Prejudiciële hofzaak 

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak , en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    8 februari 2024
Schriftelijke opmerkingen:                    25 maart 2024

Trefwoorden: rechterlijke macht; onafhankelijkheid en onpartijdigheid; toegang tot de rechter

Onderwerp:

-             Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU): artikel 19;

-             Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest): artikel 47.

Feiten:

De zaak gaat in het hoofdgeding over een conflict tussen een Ierse onderneming en een Ierse burger, over hun verplichtingen en aansprakelijkheid voor handelingen die in Polen zijn verricht. De rechter in tweede aanleg heeft een uitspraak gedaan die in Ierland ten uitvoer moet worden gebracht. Verwerende partij heeft de Ierse rechter verzocht om te weigeren de tenuitvoerlegging van de uitspraak te erkennen, omdat zijn recht op toegang tot de rechter geschonden zou zijn door de betrokkenheid van een rechter afgevaardigd door de Poolse Minister van Justitie.  Tevens verzoekt hij om toetsing van de onpartijdigheid en onafhankelijkheid van rechter ‘JG’, welke rechter is bij de hoogste rechter in burgerlijke en strafzaken. 

Overweging:

Volgens de verwerende partij voldoet JG niet aan de gestelde eisen van onpartijdigheid en onafhankelijkheid, omdat deze rechter is voorgedragen voor benoeming door de nationale raad voor de rechtspraak, welke heeft verklaard dat de onafhankelijkheid van de tuchtkamer van deze raad niet van toepassing is op de civiele kamer. De verwijzende rechter wil uitleg over de beoordeling van de onpartijdigheid en onafhankelijkheid van een rechter, en of het is toegestaan om rekening te houden met de omstandigheden waarin de betrokken persoon tot rechter is benoemd. Tevens stelt hij vragen over de toetsingsprocedure voor de rechter in kwestie, en of deze door een onafhankelijk en onpartijdig gerecht is ingesteld. Hij twijfelt of de toetsingsprocedure in deze zaak voldoet aan de waarborgen uit artikelen 19, lid 1 VWEU, en 47 en 52, lid 3 Handvest.

Prejudiciële vragen:

1) Moet artikel 19, lid 1, tweede alinea, VEU, gelezen in het licht van artikel 47 van het Handvest van de grondrechten, aldus worden uitgelegd dat alleen al de omstandigheden waarin een rechter is benoemd erop kunnen duiden dat niet aan de vereisten van onafhankelijkheid en onpartijdigheid van deze rechter is voldaan wanneer deze omstandigheden ertoe leiden dat er een rechterlijke instantie wordt ingesteld die het recht van de justitiabelen op toegang tot de rechter schendt of, subsidiair, dat voor het niet-voldoen aan de genoemde vereisten bepalend is dat de betrokken rechter de onregelmatigheid van de procedure van zijn benoeming tot rechter passief aanvaardt (door het enkele feit dat hij rechtspreekt), zodat een rechterlijke instantie is ingesteld die het recht van een individu op toegang tot de rechter schendt?

2) Moet artikel 19, lid 1, tweede alinea, VEU, gelezen in het licht van artikel 47 van het Handvest van de grondrechten, aldus worden uitgelegd dat niet aan de toets van de onafhankelijkheid van een rechter van de Sąd Najwyższy mag worden deelgenomen door rechters wier deelname het recht van een individu op toegang tot de rechter schendt, gelet op het feit dat zij tot rechter in de Sąd Najwyższy zijn benoemd op voordracht van de Krajowa Rada Sądownictwa (nationale raad voor de rechtspraak, Polen), die is opgericht volgens de procedure overeenkomstig het bepaalde in de ustawa o zmianie ustawy o Krajowej Radzie Sądownictwa i niektórych innych ustaw (wet tot wijziging van de wet inzake de nationale raad voor de rechtspraak en bepaalde andere wetten) van 8 december 2017 (Dz. U. 2018, volgnr. 3)?

3) Indien de tweede vraag bevestigend wordt beantwoord: moet artikel 19, lid 1, tweede alinea, VEU, in het licht van artikel 47 van het Handvest van de grondrechten, aldus worden uitgelegd dat de Sąd Najwyższy dergelijke rechters niet mag opnemen in een rechtsprekende formatie die met een onpartijdigheidstoets is belast en dat deze rechterlijke instantie in het uiterste geval een nationale bepaling op grond waarvan dergelijke zaken moeten worden behandeld door een uit vijf rechters samengestelde rechtsprekende formatie buiten toepassing moet laten en dat zij het verzoek zonder de deelname van dergelijke rechters moet behandelen in een andere bezetting die in het nationale recht is voorzien?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-326/23 Prezes Urzędu Ochrony Konkurencji i Konsumentów; C-644/20 W.J.; C-132/20 Getin Noble Bank; C-430/21 RS; C-341/06 P en C-342/06 P Chronopost en La Poste/UFEX e.a.; C-542/18 RX-II en C-543/18 RX-II Raad en HG/Commissie; C-130/21 P Commissie; C-357/19, C-547/19, C-811/19 en C-840/19 Euro Box Promotion e.a.

Specifiek beleidsterrein: JenV; BZK