C-749/23 Innogy Energie

Contentverzamelaar

C-749/23 Innogy Energie

Prejudiciële hofzaak 

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak , en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    13 februari 2024
Schriftelijke opmerkingen:                    30 maart 2024

Trefwoorden: oneerlijke bedingen; consumentenovereenkomst

Onderwerp:

-             Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten: artikelen 3, 5 en 7.

-             Richtlijn (EU) 2019/944 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juni 2019 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit: artikel 12.

Feiten:

Verzoekende partij is ‘Innogy Energie, s.r.o.’ (hierna: Innogy). Verwerende partij is QS. Innogy heeft een pakketovereenkomst gesloten met verwerende partij voor de levering van elektriciteit. Verwerende partij kwam de verplichting tot betaling niet na, waarop Innogy een boete vordert op grond van het overeengekomen boetebeding. De verwerende partij stelt dat het boetebeding niet geldig is, omdat deze is opgenomen op een plek in het contract waardoor het geen duidelijk en begrijpelijk beding is. 

Overweging:

Het gaat in deze zaak om de plaatsing van een boetebeding in een contract. Het is de verwijzende rechter niet duidelijk of een boetebeding dat is opgenomen onder het kopje ‘overige bepalingen’ in overeenstemming is met artikel 5 van richtlijn 93/13. In het gedeelte van het contract waarin dit beding is opgenomen, staan verder geen individueel overeengekomen bedingen. Deze zijn uitsluitend op een andere pagina vermeld. Het is dan de vraag of deze plaatsing van het boetebeding ‘duidelijk en begrijpelijk’ zijn opgesteld, in de zin van artikel 5 van richtlijn 93/13. Tevens vraagt de verwijzende rechter zich af hoe het zit met de bewijslast van de leverancier, voor het bewijzen van de ‘directe economische schade’ die hij geleden heeft onder het vroegtijdig eindigen van de overeenkomst.

Prejudiciële vragen:

a. Staan de aard en het doel van richtlijn 93/13/EEG van de Raad eraan in de weg dat artikel 3 van deze richtlijn, gelezen in samenhang met punt 1, onder e), van de bijlage betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten bij die richtlijn, gelezen in samenhang met artikel 5 van deze richtlijn betreffende het duidelijk en begrijpelijk opstellen van de bedingen, alsook het doeltreffendheidsbeginsel uit artikel 7, aldus worden uitgelegd dat de contractuele boete die in een toetredingsovereenkomst is opgenomen in het deel „overige bepalingen” op bladzijde 1/2 (eerste bladzijde van de overeenkomst), hoewel (in tegenstelling tot de gangbare praktijk op het gebied van consumentenovereenkomsten) die „eerste” bladzijde geen identificatiegegevens van de partijen bevat, hier inhoudelijk niets is ingevuld en de contractuele boete is opgenomen in het deel „overige bepalingen”, die niet overkomen als wezenlijke bepalingen, wordt beschouwd als een correct onderdeel van een schriftelijke overeenkomst tussen een consument en een leverancier, aangezien van de consument kan worden verlangd dat hij die bladzijde van de overeenkomst naar behoren leest, terwijl de tweede bladzijde van de overeenkomst (2/2), die daadwerkelijk is ingevuld en ondertekend, voldoende informatie bevat om aan te geven dat het de tweede bladzijde van de overeenkomst is, juist omdat zij als 2/2 is aangeduid?

b. Staan de aard en het doel van richtlijn 93/13/EEG van de Raad eraan in de weg dat artikel 3 van deze richtlijn, gelezen in samenhang met punt 1, onder e), van de bijlage bij die richtlijn en/of artikel 12, lid 3, van richtlijn (EU) 2019/944 aldus worden uitgelegd dat, wanneer een leverancier een overeenkomst van bepaalde duur tegen vaste prijs voor de levering van energie beëindigt wegens niet-nakoming van de verbintenissen door de consument, de omvang van het daadwerkelijke rechtstreekse economische verlies dat de leverancier lijdt als gevolg van de vervroegde beëindiging van de overeenkomst met de consument niet van belang is?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: -

Specifiek beleidsterrein: EZK; JenV

Gerelateerde documenten