C-760/23 Shanov 

Contentverzamelaar

C-760/23 Shanov 

Prejudiciële hofzaak 

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak , en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    23 februari 2024
Schriftelijke opmerkingen:                    9 april 2024

Trefwoorden: energiekosten; misbruik machtspositie

Onderwerp:

-             Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie: artikelen 101, 107 en 169;

-             Richtlijn 2006/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2006 betreffende energie-efficiëntie bij het eindgebruik en energiediensten: artikel 13;

-             Richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende energie-efficiënte, tot wijziging van richtlijnen 2009/125/EG en 2010/30/EU en houdende intrekking van de richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG: overwegingen 64 en 55 en artikelen 9 en 10.

Feiten:

Verzoekende partij is energiebedrijf ‘EVN Bulgaria Toplofikatsia’ EAD (hierna: energiebedrijf). Dit energiebedrijf heeft een vergunning overeenkomstig de energiewet voor de productie en levering van thermische energie aan de overslagstations van gebouwen voor verwarming en warmwatervoorziening. Verwerende partij is OZ, eigenaar van een appartement met verwarming en klant van het energiebedrijf met betrekking tot de levering van warmte. Tussen 1 mei 2018 en 31 oktober 2020 is er thermische energie geleverd aan OZ, maar is hier niet voor betaald. OZ betwist de vordering die wordt ingesteld door het energiebedrijf, omdat volgens hem de formule voor de berekening van thermische energie voor een installatie in een gebouw niet klopt. Daarnaast stelt hij dat er geen warmte in het appartement is verbruikt omdat de radiatoren niet in staat waren warmte af te geven.

Overweging:

De vragen die gesteld worden in deze zaak hebben met betrekking op de toelaatbaarheid van de berekening van warmteverbruik. De methode voor deze berekening is in het nationale recht vastgelegd. De verwijzende rechter vindt de gebruikte formule echter onduidelijk en stelt dat de formule verplicht de afnemer die in zijn appartement geen verwarmingsenergie verbruikt te betalen voor de levering van energie aan andere afnemers. De formule houdt geen rekening met individuele kenmerken van de gebouwen en hun thermisch een constructieve eigenschappen. De verwijzende rechter vraagt zich hierdoor af of de nationale regel in strijd is met artikel 9, van richtlijn 2012/27, welke regels stelt over de kosten van het energieverbruik wanneer deze niet goed vastgesteld kan worden.

Prejudiciële vragen:

1) Verzetten artikel 9, lid 3, van richtlijn 2012/27/EU van het Europees Parlement en de Raad van 25 oktober 2012 betreffende energie-efficiëntie, tot wijziging van richtlijnen 2009/125/EG en 2010/30/EU en houdende intrekking van de richtlijnen 2004/8/EG en 2006/32/EG en artikel 169 VWEU zich ertegen dat betaald moet worden voor de kosten van thermische energie uit de installatie van een gebouw, wanneer trappenhuizen en gangen niet voorzien zijn van radiatoren?

2) Verzetten artikel 9, lid 3, van richtlijn 2012/27 en artikel 169 VWEU zich ertegen dat een stadsverwarmingsbedrijf op grond van een nationale regeling een vergoeding voor het warmteverbruik uit een installatie van een gebouw kan vorderen, indien de hoeveelheid thermische energie volgens een door de beheerder ontwikkelde formule wordt vastgesteld, waarbij – gebruik wordt gemaakt van een berekeningsfactor om het aandeel van de geïnstalleerde capaciteit van de installatie van het gebouw in de totale capaciteit van het verwarmingssysteem te bepalen, zonder dat duidelijk is hoe deze factor wordt gevormd; – uit wordt gegaan van een geïnstalleerde capaciteit van de installatie van het gebouw en geen rekening wordt gehouden met de daadwerkelijke capaciteit van de installatie; – de temperatuur van de warmtedrager in de installatie van het gebouw buiten beschouwing blijft; – ervan uit wordt gegaan dat de installatie constant op volle capaciteit draait; – de specifieke werking van de verschillende typen verwarmingssystemen (in casu: Tichelmann) buiten beschouwing blijft en geen verschil wordt gemaakt tussen de werking van die systemen; – voor appartementencomplexen automatisch van een gemiddelde temperatuur van 19 °C wordt uitgegaan?

3) Verzetten artikel 9, lid 3, van richtlijn 2012/27 en artikel 169 VWEU zich ertegen dat een stadsverwarmingsbedrijf op grond van een nationale regeling een vergoeding voor het warmteverbruik voor warm water kan vorderen, indien de hoeveelheid thermische energie volgens een door de beheerder ontwikkelde formule wordt berekend waarbij geen rekening ermee wordt gehouden tot welke temperatuur het water moet worden verwarmd dat aan de deelnemers moet worden geleverd of welke thermische energie voor deze verwarming van het water nodig is, waarbij evenmin het aantal kubieke meters warm water in aanmerking wordt genomen dat de deelnemers hebben verbruikt, en waarbij hoe dan ook in het stookseizoen in de winter een tweemaal zo hoog waterverbruik wordt berekend als in de zomer?

4) Verzetten artikel 13 van richtlijn 2006/32/EG van het Europees Parlement en de Raad van 5 april 2006 betreffende energie-efficiëntie bij het eindgebruik en energiediensten en houdende intrekking van richtlijn 93/76/EEG van de Raad, artikel 9, lid 3, van richtlijn 2012/27 en artikel 169 VWEU zich ertegen dat een stadsverwarmingsbedrijf op grond van een nationale regeling een vergoeding voor het warmteverbruik uit de installatie van een appartementencomplex kan vorderen naar verhouding van het verwarmbare volume zoals dat blijkt uit de plattegrond van de appartementen zonder dat rekening wordt gehouden met de hoeveelheid thermische energie die daadwerkelijk overeenkomstig de technische capaciteit van de verwarmingssystemen in het betrokken appartement is afgegeven? Is het voor de beantwoording van deze vraag van belang dat volgens de nationale regeling de thermische energie van de installatie van het gebouw een van de onderdelen van het algoritme voor de berekening van het door de afnemers voor de totale warmte te betalen eindbedrag is (som van de bedragen voor de thermische energie uit de installatie van het gebouw, de verwarming en het warm water), waarbij het voor de verwarming van een appartement te betalen bedrag het verschil is tussen de totale energie voor verwarming (aftrektal) en de som van de thermische energie uit de installatie, de door de radiatoren in de gemeenschappelijke ruimten van het gebouw afgegeven thermische energie en de thermische energie voor warm water (aftrekker)? 5) Is een nationale regeling op grond waarvan consumenten voor de levering van thermische energie uit een installatie van een gebouw moet betalen naar verhouding van het verwarmbare volume zoals dat blijkt uit de plattegrond van de appartementen zonder dat rekening wordt gehouden met de daadwerkelijke aan de afzonderlijke appartementen afgegeven warmte, in strijd met het verbod van misbruik van een machtspositie in de zin van artikel 101 VWEU en met het verbod op de toekenning van staatssteun in de zin van artikel 107 VWEU[?]

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: -

Specifiek beleidsterrein: EZK; IenW

Gerelateerde documenten