C-781/23 Malmo Motorrenovering 

Contentverzamelaar

C-781/23 Malmo Motorrenovering 

Prejudiciële hofzaak 

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak , en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    14 februari 2024
Schriftelijke opmerkingen:                    31 maart 2024

Trefwoorden: douane; termijnen

Onderwerp:

-             Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie: artikelen 79, 124, lid 1, onder h), 250, 251;

-             Verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie van 28 juli 2015 tot aanvulling van verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad met nadere regels betreffende een aantal bepalingen van het douanewetboek van de Unie.

Feiten:

Verzoekende partij is vennootschap ‘Malmö Motorrenovering AB’ (hierna: vennootschap). Verwerende partij is Allmänna ombudet hos Tullverket (hierna: douaneautoriteit). De vennootschap heeft een vergunning gekregen voor het invoeren van een auto om te gebruiken voor races binnen de EU. Een voorwaarde hierbij is dat de auto weer wederuitgevoerd moest worden voor 30 juli 2019, wat voor het einde van de race-activiteiten ligt. De auto is vervolgens pas op 19 september 2019 uitgevoerd. De douaneautoriteit heeft om deze reden een douaneheffing vastgesteld. De vennootschap heeft beroep ingesteld.

Overweging:

Op grond van artikel 251, lid 1, van de douanewetboek stellen de douaneautoriteiten de termijnen vast voor wederuitvoer. Deze termijnen moeten lang genoeg zijn om het doel van het toegestane gebruik te bereiken. Op grond van artikel 251, lid 3, moeten de termijnen met een redelijke duur verlengd kunnen worden, indien de vergunninghouder een gerechtvaardigde aanvraag daartoe indient. De verwijzende rechter is niet zeker hoe lid 3 uitgelegd moet worden, of het alleen van toepassing is als het verzoek om verlenging de termijn van lid 2 overschrijdt, of dat leden 1 en 2 betekenen dat lid 3 nog altijd van toepassing is wanneer het toegestane gebruik niet binnen de reeds toegestane termijn kan plaatsvinden. 

Prejudiciële vraag:

Moet artikel 251 van het douanewetboek van de Unie aldus worden uitgelegd dat de verwijzing in lid 3 naar de leden 1 en 2 betekent dat het vereiste van uitzonderlijke omstandigheden in lid 3 enkel van toepassing is wanneer een reeds toegekende termijn tezamen met een aangevraagde verlenging tot gevolg heeft dat de totale duur van de termijn gedurende welke de goederen onder de betrokken regeling kunnen blijven, meer dan 24 maanden bedraagt? Of moet dit artikel aldus worden uitgelegd dat het vereiste van uitzonderlijke omstandigheden van lid 3 van toepassing is op alle verzoeken om verlenging, dat wil zeggen ook wanneer de reeds toegekende termijn tezamen met de aangevraagde verlenging de in lid 2 bedoelde termijn van 24 maanden niet overschrijdt?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: -

Specifiek beleidsterrein: FIN

Gerelateerde documenten