C-797/23 Meta Platforms Ireland

Contentverzamelaar

C-797/23 Meta Platforms Ireland

Prejudiciële hofzaak 


Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik
hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    7 maart 2024
Schriftelijke opmerkingen:                    22 april 2024

Trefwoorden: auteurswet; onderhandelingsvrijheid; ondernemerschap

Onderwerp:

-             Richtlijn (EU) 2019/790 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt: overwegingen 1 en 83, en artikel 15;

-             Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (Handvest): artikelen 16 en 52;

-             Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU): artikel 109.

Feiten:

Verzoekende partij ‘Meta Platforms Ireland Limited’ biedt onlinediensten aan, waaronder Facebook. Verwerende partij, de nationale toezichthouder voor de communicatiesector (hierna: AGCom), heeft op grond van de nationale auteurswet een besluit genomen over de rechten omtrent perspublicaties. Dit besluit stelt criteria vast over de hoogte van een billijke vergoeding van perspublicaties en bevat verplichtingen voor het beschikbaar stellen van gegevens. Dit besluit raakt Meta Platforms omdat persuitgevers uittreksels van of links naar hun inhoud op hun Facebook pagina zetten, waardoor er extra webverkeer wordt gegenereerd naar de website van de uitgever. Meta Platforms gaat tegen het besluit in beroep en stelt dat de nationale auteurswet waarop het besluit is genomen in strijd is met artikel 15 van richtlijn 2019/790.

 

Overweging:

Artikel 15 van richtlijn 2019/790 laat de uitgevers van perspublicaties de contractuele vrijheid om een kosteloze licentie te weigeren of te verlenen. De nationale auteurswet daarentegen heeft het recht op een billijke vergoeding ingevoerd, welke de AGCom ambtshalve kan vaststellen. De verwijzende rechter stelt dat de vaststelling van een billijke vergoeding door de AGCom de onderhandelingsvrijheid van partijen beperkt, en dat dit afbreuk doet aan het beginsel van vrijheid van ondernemerschap.

Prejudiciële vragen:

1) Moet artikel 15 [van richtlijn 2019/790 (auteursrechtrichtlijn)] aldus worden uitgelegd dat het in de weg staat aan de invoering van nationale bepalingen – zoals artikel 43-bis van de legge sul diritto d’autore (Italiaanse auteurswet) en besluit 3/23/CONS van de AGCom – voor zover daarbij:

1.a) in aanvulling op de in artikel 15 van richtlijn 2019/790 bedoelde uitsluitende rechten, [aanbieders van diensten van de informatiemaatschappij] worden verplicht om een billijke vergoeding aan uitgevers te betalen; 1.b) aanbieders van diensten van de informatiemaatschappij worden verplicht om: – onderhandelingen aan te gaan met uitgevers, – die uitgevers en de regelgevende instantie (AGCom) de informatie te verstrekken die nodig is om de billijke vergoeding vast te stellen, – de zichtbaarheid van de inhoud van de uitgever in de zoekresultaten niet te beperken zolang de onderhandelingen niet zijn afgerond; 1.c) de volgende bevoegdheden worden toegekend aan de regelgevende instantie (AGCom): – een toezichthoudende bevoegdheid en een sanctiebevoegdheid, – de bevoegdheid om de criteria voor het bepalen van de billijke vergoeding vast te stellen, – de bevoegdheid om, indien de partijen geen overeenstemming bereiken, de exacte hoogte van de billijke vergoeding vast te stellen?

2) Staat artikel 15 van richtlijn 2019/790 in de weg aan nationale bepalingen als die bedoeld in vraag 1), waarbij aan aanbieders van diensten van de informatiemaatschappij een verplichting tot openbaarmaking van gegevens wordt opgelegd, daarop toezicht wordt uitgeoefend door de nationale regelgevende instantie en bestuurlijke sancties worden opgelegd bij niet-nakoming van die verplichting?

3) Staan het beginsel van vrijheid van ondernemerschap als bedoeld in de artikelen 16 en 52 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, het beginsel van vrije mededinging als bedoeld in artikel 109 VWEU en het evenredigheidsbeginsel als bedoeld in artikel 52 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie in de weg aan nationale bepalingen als de hierboven vermelde bepalingen, waarbij: 3.a) in aanvulling op de in artikel 15 van richtlijn 2019/790 bedoelde uitsluitende rechten een recht op vergoeding is ingevoerd, waarvan de uitoefening gepaard gaat met de voormelde verplichting voor aanbieders van diensten van de informatiemaatschappij om onderhandelingen aan te gaan met uitgevers, om uitgevers en/of de nationale regelgevende instantie de informatie te verstrekken die nodig is om een billijke vergoeding vast te stellen, en om in zoekresultaten de zichtbaarheid van de inhoud van de uitgever niet te beperken zolang deze onderhandelingen niet zijn afgerond; 3.b) aan deze instantie de volgende bevoegdheden zijn toegekend: – een toezichthoudende bevoegdheid en een sanctiebevoegdheid, – de bevoegdheid om de criteria voor het bepalen van de billijke vergoeding vast te stellen, – de bevoegdheid om, indien de partijen geen overeenstemming bereiken, de exacte hoogte van de billijke vergoeding vast te stellen?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-409/19 Hochmann Marketing GmbH v Europese Commissie

Specifiek beleidsterrein: JenV; EZK

Gerelateerde documenten