C-798/23 Abbottly 

Contentverzamelaar

C-798/23 Abbottly 

Prejudiciële hofzaak 

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak , en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    19 februari 2024
Schriftelijke opmerkingen:                    5 april 2024

Trefwoorden: Europees aanhoudingsbevel; omzetting straf

Onderwerp:

-             Kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten, zoals gewijzigd bij kaderbesluit 2009/299/JBZ van de Raad: artikel 4bis.

Feiten:

Verzoekende partij is  de Ierse ‘Minister for Justice’ en verwerende partij is SH. SH is twee keer veroordeeld in Letland voor strafbare feiten, waarvan de straffen geconsolideerd werden. Dit resulteerde in een cumulatieve vrijheidsstraf van vier jaar en negen maanden en plaatsing onder politietoezicht gedurende drie jaar. Een voorwaarde hiervan was dat SH zich  binnen drie werkdagen na zijn vrijlating moest melden op het politiebureau. Nadat hij ontslagen was uit zijn hechtenis, verzuimde hij zich te melden. De rechtbank beslist dat de resterende periode van politietoezicht moest worden omgezet in een vrijheidsstraf, wat op grond van de Letse wet mogelijk is in een bepaalde verhouding. Op 26 februari 2021 werd er een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd voor SH om de vrijheidsstraf uit te voeren.

Overweging:

De vraag gaat over de uitleg van artikel 4 bis van het kaderbesluit, waaruit blijkt dat overlevering alleen kan worden geweigerd wanneer het ‘proces dat tot de beslissing heeft geleid’ heeft plaatsgevonden in afwezigheid van de gezochte persoon, en de andere voorwaarden van artikel 4bis niet zijn vervuld. De verwijzende rechter twijfelt over de uitleg die aan ‘het proces dat tot de vaststelling van de beslissing heeft geleid’ moet worden gegeven. Enerzijds kan volgens de verwijzende rechter de tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf niet binnen de werkingssfeer van artikel 4bis vallen, dit stelt hij op grond van rechtspraak van het Hof. Anderzijds is het de vraag of de betrokken beslissing invloed heeft gehad op de aard of de maat van de vrijheidsstraf, waardoor het onder de uitzondering van het arrest Ardic valt en hiermee wel binnen de reikwijdte van artikel 4bis.

Prejudiciële vragen:

(1) Wanneer om de overlevering van de gezochte persoon verzocht wordt met het oog op de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf die hem is opgelegd wegens overtreding van de voorwaarden van een eerder aan hem opgelegde straf van politietoezicht, in omstandigheden waarin de rechter die deze vrijheidsstraf heeft opgelegd een beoordelingsbevoegdheid had om al dan niet een vrijheidsstraf op te leggen (maar geen beoordelingsbevoegdheid ten aanzien van de duur van de eventueel opgelegde straf), maakt de procedure die leidt tot het opleggen van deze vrijheidsstraf dan deel uit van het „proces dat tot de beslissing heeft geleid” in de zin van artikel 4 bis, lid 1, van kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad?

(2) Gaat het bij de beslissing tot omzetting van de straf van politietoezicht in een vrijheidsstraf in de onder (1) hierboven beschreven omstandigheden, om een beslissing die ertoe strekte of tot gevolg had dat de aard en/of de maat van de eerder aan de gezochte persoon opgelegde straf, en in het bijzonder de straf van politietoezicht die deel uitmaakte van zijn eerdere straf, werd gewijzigd, zodat deze beslissing onder de in punt 77 van het arrest Ardic bedoelde uitzondering valt?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-514/21 en C-515/21 LU; C-571/17 PPU; C-561/19 Consorzio italian Management

Specifiek beleidsterrein: JenV