Nieuwsbrief griffie HvJ
De Nederlandse griffie van het EU-Hof publiceert vrijwel wekelijks een nieuwsbrief met daarin een aankondiging van arresten en conclusies. Onderstaand treft u de meeste recente nieuwsbrief aan.
Nieuwsbrief voor de week van
Dinsdag 8 april 2025
Arrest in zaken C-292/23
Parquet européen (ES)
(onderzoek door Europees openbaar minsterie)
Het Europees openbaar minsterie (EOM) is opgericht om op te treden tegen strafbare feiten die de financiële belangen van de Europese Unie schaden. Het EOM bestaat uit twee niveaus: het centrale kantoor dat in Luxemburg gevestigd is en, op decentraal niveau, de gedelegeerd Europese aanklagers (GEA’s) die zijn ingebed in de rechtsstelsels van de lidstaten. Het EOM verricht zijn taak niet alleen in nauwe samenwerking met de nationale autoriteiten van de lidstaten, maar baseert zich daarbij ook in belangrijke mate op nationaal recht. Een Spaanse rechter stelt daarover vragen: hoe ver kan die nationale toetsing gaan, in het bijzonder wanneer de GEA getuigen oproept?
Donderdag 10 april 2025
Arrest in zaak C-481/23
Sangas (ES)
(Europees aanhoudingsbevel)
Een Spaanse rechter stelt het Hof vragen over de mogelijkheid om de overlevering van een eigen onderdaan of ingezetene naar een andere EU-lidstaat te weigeren. Mag een dergelijke weigering ook plaatsvinden alvorens een definitieve beslissing is genomen?
Arrest in zaak C-607/21
Belgische Staat (BE)
(afgeleid verblijfsrecht derdelanders)
De Belgische autoriteiten hebben geweigerd een verblijfskaart af te geven aan een Marokkaanse vrouw die zich bij haar zoon en zijn partner, een mobiele Unieburger, in België heeft gevoegd. Op basis van de EU-burgerschapsrichtlijn moeten de lidstaten een verblijfskaart afgeven aan een derdelander die een rechtstreekse bloedverwant in opgaande lijn is en ten laste is en die ten gevolge van die afhankelijkheid een afgeleid verblijfsrecht heeft verworven. Het Belgische Hof van Cassatie vraagt het Hof te verduidelijken hoe die “afhankelijkheid” moet worden begrepen, door te antwoorden op de vraag of het voor dat begrip bepalend is dat de bloedverwant in opgaande lijn in zijn of haar land van oorsprong zorg behoeft.
Conclusie in zaak C-136/24
P Hamoudi / Frontex (EN)
(Frontex - pushbackoperaties)
Een aantal SyrIërs vordert schadevergoeding van Frontex wegens de vermeende hulp van het agentschap aan de Griekse autoriteiten bij het niet in behandeling nemen van hun asielverzoeken en het terugsturen naar Turkije. De betrokkenen wijzen met name op schending van het non-refoulementbeginsel. Het Gerecht van de EU wees de vordering af, thans behandelt het Hof de zaak.
Conclusie in gevoegde zaken C-758/24
en C-759/24 Alace en Canpelli
(Albanië-Protocol – notie van
veilig land)
Het protocol tussen Italië en Albanië, dat op 21 februari 2024
wettelijk is vastgelegd, bepaalt dat de Albanese regering delen van
haar grondgebied ter beschikking stelt van Italië voor de bouw van een
detentiecentrum voor vreemdelingenbewaring dat volledig onder
Italiaans gezag valt en met het oog op bestuurlijke procedures inzake
migratie gelijk wordt gesteld aan grens- of doorgangszones. Personen
die om internationale bescherming verzoeken en die in
extraterritoriale wateren zijn opgepikt door schepen van de Italiaanse
autoriteiten, op wie de versnelde grensprocedure van toepassing is
(personen die uit een veilig land van herkomst komen), kunnen in
dergelijke zones worden vastgehouden.
Italiaanse rechters stellen
het Hof vragen over de aanmerking van een derde land als veilig. Kan
de wetgever zelf de lijst van veilige landen opstellen? Is een en
ander toetsbaar door de rechter (en moeten dus de bronnen ter
onderbouwing van die aanwijzing als veilig land toegankelijk en
verifieerbaar zijn)? Is een land nog als veilig te beschouwen als het
dat niet is voor bepaalde categorieën van personen?
Deze zaken
zijn de eerste die in deze context worden behandeld, andere zaken die
soortgelijke vragen van Italiaanse rechters bevatten, zijn
aanhangig.