Verdragsschendingsprocedure

Verdragsschendingsprocedure

De verdragsschendingsprocedure (artt. 258-260 EU-Werkingsverdrag)
De verdragsschendingsprocedure wordt ook wel inbreukprocedure genoemd. Artikel 17 EU noemt de verschillende taken van de Commissie. Op basis van dit artikel is de Commissie onder andere verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van de EU-verdragen en de maatregelen die krachtens de verdragen worden vastgesteld. Een belangrijk instrument om deze naleving van het Verdrag door de lidstaten te waarborgen, vormt het starten van een procedure op basis van art. 258 EU-Werkingsverdrag wanneer geconstateerd wordt dat een lidstaat niet aan zijn verplichtingen voldoet. Op grond van art. 259 EU-Werkingsverdrag kunnen ook de lidstaten zelf het initiatief nemen tot de verdragsschendingsprocedure, maar in de praktijk komt dit zeer zelden voor. De procedure bestaat uit de volgende fases:

De Commissie kan klachten over het niet eerbiedigen van het EU-recht ook in een informele procedure (EU PILOT) voorleggen aan lidstaten. Lees hierover meer op deze pagina.

De administratieve of precontentieuze fase
Wanneer de Commissie een verdragsschendingsprocedure start, doet zij dat door middel van het sturen van een aanmaningsbrief aan de betrokken lidstaat. De lidstaat moet vervolgens de gelegenheid krijgen om de beschuldigingen van de Commissie te weerleggen (o.a. 51/83, Commissie - Italië). Wordt de lidstaat de mogelijkheid te reageren onthouden, dan is sprake van een schending van wezenlijke vormvoorschriften en zal het Hof geen uitspraak doen (o.a. C-306/91, Tabaksprijzen). Van belang is, dat in de aanmaningsbrief nauwkeurig wordt omschreven waarin de vermeende verdragsschending bestaat, omdat de lidstaat op basis hiervan zijn verdediging voorbereidt (o.a. 211/81, Meetmiddelen). Afwijking van de in de aanmaningsbrief gebruikte formulering in een later stadium van de procedure is niet toegestaan (o.a. 51/83, Commissie - Italië)

De adviesfase
Blijkt dat de lidstaat weigert een einde aan de schending te maken, dan gaat de Commissie over tot het opstellen van een met redenen omkleed advies (MROA). Hierin wordt haar definitieve standpunt bepaald en wordt aan de lidstaat aangegeven welke maatregelen genomen moeten worden om de inbreuk te beëindigen. Bovendien stelt de Commissie een termijn waarbinnen het verzuim hersteld moet zijn.

De contentieuze fase
Volgt de lidstaat het advies niet of niet voldoende op, dan kan de Commissie een beroep bij het Hof aanhangig maken. Dit is een discretionaire bevoegdheid, de Commissie is dus niet verplicht hiertoe over te gaan. Bovendien hoeft de Commissie niet aan te tonen dat zij een belang heeft bij het beroep (o.a. 167/73, Commissie - Frankrijk) en kunnen ook zeer geringe verdragsschendingen aan het Hof worden voorgelegd (o.a. 280/89, Commissie - Ierland).

Het beroep op basis van art. 258 wordt door het Hof in volle omvang getoetst: op grond van alle relevante omstandigheden verklaart het Hof een beroep geheel of gedeeltelijk gegrond, of wijst het dit af. Acht het Hof een inbreuk aanwezig, dan is de lidstaat op grond van art. 260 lid 1 verplicht deze onverwijld te beëindigen (o.a. 167/87, Commissie - Frankrijk). Het nationale voorschrift dat in strijd is met het EU-recht kan in deze procedure door het Hof niet buiten werking gesteld of vernietigd worden. Weigert de lidstaat echter gevolg te geven aan de uitspraak, dan kan de Commissie op grond van art. 260 lid 2 het Hof verzoeken de lidstaat een forfaitaire som of dwangsom op te leggen. Dit verzoek zal moeten worden ingediend volgens de verdragsschendingsprocedure. De eerste twee lidstaten die door het Hof een dwangsom kregen opgelegd waren Griekenland en Spanje ( C-387/97, Commissie - Griekenland, en C-278/01, Commissie - Spanje). In de praktijk blijkt een groot deel van de '258-zaken' betrekking te hebben op de niet tijdige omzetting van richtlijnen. Daarom is voor die zaken in het Verdrag van Lissabon de mogelijkheid gecreëerd voor de Commissie om het Hof meteen aan het begin van de inbreukzaak bij het Hof een boete of dwangsom te eisen, op basis van artikel 260, lid 3 EU-werkingsverdrag. De Commissie heeft een mededeling uitgebracht over de toepassing van dit artikel.

Meer informatie: Hoe gaat Nederland om met inbreukprocedures?