A- (Adviesaanvraag)
Verzoek om advies
Zie bijlage rechts voor het adviesverzoek Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie
Termijnen: Motivering departement: 02 oktober 2014 (Concept-) schriftelijke opmerkingen: 18 oktober 2014 Schriftelijke opmerkingen: 26 november 2014 (fatale datum) Trefwoorden: Verdrag Raad van Europa op gebied sportweddenschappen / manipulatie sportwedstrijden
Onderwerp VWEU artikelen 18, 49, 56 (non-discriminatie; recht vrije vestiging; dienstverlening)
Sinds januari 2013 wordt er door een Commissie binnen de Raad van Europa gewerkt aan een internationaal verdrag ter bestrijding van de manipulatie van sportuitslagen’ (de werktitel, nu het ‘ontwerpverdrag ter bestrijding van de manipulatie van sportcompetities’). De EURCIE is er vanaf begin bij geweest, eerst als waarnemer, maar vanaf juni 2013 is de EU officieel vertegenwoordigd nadat de EURCIE daartoe een mandaat van de EURRaad heeft ontvangen. Uitgezonderd in het mandaatbesluit zijn aangelegenheden die verband houden met samenwerking in strafzaken en politiële samenwerking. De EURCIE heeft in oktober 2013 haar bezorgdheid geuit over de definitie van “illegale sportweddenschap” in het ontwerpverdrag, maar de door haar voorgestelde wijziging is afgestemd. De richtsnoeren voor de onderhandelingen bepalen onder meer: „Het toekomstige verdrag is bedoeld om een internationaal wettelijk kader te creëren voor de preventie en bestrijding van de manipulatie van sportuitslagen, in het bijzonder wedstrijdvervalsing; doel van het verdrag is de internationale samenwerking in dit opzicht te verbeteren en een toezichtsmechanisme in het leven te roepen waarmee ervoor kan worden gezorgd dat de in het verdrag opgenomen bepalingen op doelmatige wijze worden opgevolgd (enz). “ MAL neemt sinds maart 2013 (tweede bijeenkomst) actief aan de beraadslagingen deel. Hij heeft in de onderhandelingen steeds betoogd dat ondanks zijn volledige steun aan de doelstellingen van het ontwerpverdrag bezwaar te hebben tegen de bepalingen inzake ‘illegale sportweddenschappen’, die duidelijk de verklaarde werkingssfeer en doelstellingen van het ontwerpverdrag - te weten de bestrijding van de manipulatie van sportcompetities - te buiten gaan. MAL heeft ook problemen met de voorgestelde definitie van het begrip “manipulatie van sportcompetities”. Hij is van mening dat manipulatie geheel losstaat van een eventueel illegaal karakter van wedden in nationaalrechtelijke termen. Daar gaat het om vergunningverlening en de regulering daarvan. Niet in alle rechtsgebieden is het wedden op sportevenementen in gelijke mate toegestaan. Dit is onafhankelijk van het feit of de exploitant elders al over een vergunning beschikt. De definitie van illegale sportweddenschappen in het ontwerp gaat dan ook voorbij aan de essentie van de activiteit die onder alle omstandigheden als illegaal zou moeten worden aangemerkt. De definitie van „illegale sportweddenschappen”, als verzamelbegrip voor alle sportwedden-schappen van een type of door een exploitant die niet zijn toegelaten krachtens de wetgeving die van toepassing is op het rechtsgebied waar de consument zich bevindt, acht MAL duidelijk niet relevant voor en geen verband houdend met doel en werkingssfeer van het verdrag als omschreven in artikel 1. Vaste rechtspraak van het HvJEU is dat in beginsel beperkingen op het verlenen van gokdiensten e.d. niet zijn toegestaan tenzij er sprake is van ‘dwingende redenen van algemeen belang’. Er dient dus getoetst te worden aan fundamentele beginselen van Unierecht. In het RvE-ontwerpverdrag wordt het elke partij toegestaan om te beslissen over de wettigheid van activiteiten op het gebied van weddenschappen en deze eenzijdig als illegaal aan te merken, in plaats van een objectieve definitie of methode ter kwalificering van die activiteiten vast te stellen. Het enkele feit dat één partij heeft besloten een bepaalde exploitant niet toe te laten in haar rechtsgebied volstaat nu voor diens kwalificatie als „illegaal” vanuit het oogpunt van dit verdrag. MAL is van oordeel dat, wanneer een EU-lidstaat tegenover in andere lidstaten gevestigde exploitanten strikt vasthoudt aan de voorgestelde bepalingen, op flagrante wijze voorbij wordt gegaan aan het vereiste dat, bij gebrek aan een geharmoniseerde definitie op EU-niveau, de vraag naar de legaliteit daarvan in elk geval beantwoord moet worden aan de hand van door het HvJEU geformuleerde dwingende beginselen van Unierecht, waaronder dat van VWEU artikel 18 betreffende non-discriminatie. MAL legt de volgende vraag voor advies voor aan het HvJEU: “Is het ontwerpverdrag van de Raad van Europa ter bestrijding van de manipulatie van sportcompetities, voor zover het sportweddenschappen reguleert en in artikel 3, lid 5, sub a, een ,illegale sportweddenschap’ definieert als ‘elke activiteit in verband met een sportweddenschap waarvan het type of de exploitant niet is toegelaten volgens de toepasselijke wetgeving van het rechtsgebied waar de consument zich bevindt’, in samenhang met de artikelen 9 en 11 daarvan, die zich richten tegen aldus gedefinieerde illegale sportweddenschappen, verenigbaar met de Verdragen, met name de artikelen 18, 49 en 56 VWEU?"
Specifiek beleidsterrein: VenJ