C-014/04, Dellas, arrest van 1 december 2005

Contentverzamelaar

C-014/04, Dellas, arrest van 1 december 2005

Signaleringsfiche
Arrest van het Hof van Justitie van 1 december 2005 in de zaak C-014/04, Dellas e.a. tegen Premier ministre, Ministre des Affaires sociales, du Travail et de la Solidarité

Betrokken departementen
SZW, VWS, DEF, BZK, JUS, V&W

Sleutelwoorden
Bescherming veiligheid en gezondheid werknemers - richtlijn 93/104/EG - begrip arbeidstijd - tijdvakken van inactiviteit in het kader van wachtdiensten - nationaal mechanisme voor gedifferentieerde telling van aanwezigheidsuren naar gelang van intensiteit van activiteit

Beleidsrelevantie
Een tijdvak van aanwezigheid van de werknemer op de werkplek moet als arbeidstijd worden aangemerkt, ongeacht de intensiteit van de activiteit van de werknemer. De verplichting van de werknemer om ter beschikking van zijn werkgever te staan is doorslaggevend. Zelfs als het nationale recht een op zich gunstiger regeling kent dan de richtlijn, is sprake van niet-nakoming van de verplichtingen, als die nationale regeling niet volledig kan garanderen dat in de praktijk het door de richtlijn voorgeschreven resultaat wordt bereikt.

Samenvatting van feiten, redenering en dictum
In Frankrijk geldt voor bepaalde zorginstellingen een arbeidstijdenregeling op grond waarvan aanwezigheidsuren tijdens nachtelijke diensten worden gelijkgesteld met werkelijke arbeidsuren in een verhouding van 3 tot 1 voor de eerste negen uur en van 2 tot 1 voor de volgende uren. Tijdvakken van inactiviteit worden dus wel als arbeidstijd gerekend, maar op een bijzondere manier, rekening houdend met de geringere intensiteit van de arbeid. Aan het Hof is de vraag voorgelegd of deze regeling in strijd is met richtlijn 93/104.

Het Hof redeneert als volgt. De richtlijn voorziet niet in een tussencategorie tussen arbeidstijd en rusttijd. In de arresten Simap (C-303/98) en Jaeger (C-151/02) is al bepaald dat alle uren van een wachtdienst als arbeidstijd moeten worden gerekend. De kwalificatie van een tijdvak van aanwezigheid van de werknemer op de werkplek als arbeidstijd is niet afhankelijk van de intensiteit van de activiteit van de werknemer. Deze wordt enkel bepaald door de verplichting van de werknemer om ter beschikking van zijn werkgever te staan. Hoewel de Franse regeling een lagere maximum arbeidstijd per week voorschrijft dan de richtlijn, kan deze regeling als gevolg van de bijzondere berekeningswijze niet garanderen dat de minimumnormen van de richtlijn worden nageleefd. De regeling is dus niet verenigbaar met de richtlijn.

Eerste inventarisatie van de mogelijke effecten
Deze zaak vormt het sluitstuk van de discussie over de kwalificatie van de uren van een wachtdienst met verplichte aanwezigheid op de werkplek. De arresten Simap en Jaeger hadden al duidelijk gemaakt dat inactieve uren tijdens een wachtdienst niet als rusttijd mogen worden aangemerkt. Het was nog maar de vraag of binnen het begrip arbeidstijd differentiatie mogelijk was naar gelang de intensiteit van de arbeid. Het Hof heeft deze mogelijkheid nu verworpen.

Voorstel voor behandeling
De ICER zendt dit fiche en het arrest ter kennisneming aan de ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van Defensie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Een vervolgfiche is niet noodzakelijk.