C-018/24 NOVIS 

Contentverzamelaar

C-018/24 NOVIS 

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    27 maart 2024
Schriftelijke opmerkingen:                    13 mei 2024

Trefwoorden: Verzekeringsondernemingen; sancties

Onderwerp:

-             Verordening (EU) nr. 1286/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 26 november 2014 over essentiële-informatiedocumenten voor verpakte retailbeleggingsproducten en verzekeringsgebaseerde beleggingsproducten: artikel 6, lid 1 en artikel 8;

-             Richtlijn (EU) 2016/97 van het Europees Parlement en de Raad  van 20 januari 2016 betreffende verzekeringsdistributie;

-             Richtlijn 2009/138/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 november 2009 betreffende de toegang tot en uitoefening van het verzekerings- en het herverzekeringsbedrijf: artikel 155.

Feiten:

Verzoekende partij is een Slowaakse handelsvennootschap en verzekeringsonderneming, actief op het gebied van levensverzekeringen. Verwerende partij is de Tsjechische toezichthoudende autoriteit. Verzoekende partij heeft een boete gekregen van verwerende partij vanwege het schuldig zijn aan drie bestuurlijke overtredingen. Een van de overtredingen betrof het feit dat de informatie in de essentiële-informatieproducten niet voldeed aan de standaarden.

Overweging:

Artikel 155 van richtlijn 2009/138 stelt regels over verzekeringsondernemingen die niet aan de wettelijke voorschriften voldoen. Het is de verwijzende rechter niet duidelijk of artikel 155 ook van toepassing is op gevallen waarin de toezichthoudende autoriteit van de staat van ontvangst (verwerende partij) erop toeziet dat een verzekeringsonderneming uit een andere lidstaat (verzoekende partij) haar uit de verordening 1286/2014 en richtlijn 2016/97 voortvloeiende verplichtingen nakomt. De verwijzende rechter twijfelt daarbij of artikel 155 als een voortzetting van de regeling inzake het toezicht - opgenomen in hoofdstuk III van de richtlijn - gezien moet worden, of dat het artikel alleen binnen hoofdstuk VIII gelezen dient te worden. Tevens twijfelt de verwijzende rechter over het eventueel ontstaan van dwingende bevoegdheden voor de toezichthoudende autoriteit, in het licht van leden 1, 2 en 3 van het artikel.

Prejudiciële vragen:

1. Moet artikel 155 van richtlijn [...] 2009/138/EG (Solvabiliteit II) aldus worden uitgelegd dat het ook van toepassing is op gevallen waarin de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van ontvangst toeziet op de naleving door een verzekeringsonderneming uit een andere lidstaat van de verplichtingen krachtens verordening (EU) nr. 1286/2014 (PRIIP’s) of richtlijn [omissis] (EU) 2016/97 (IDD)?

2. Zo ja, vloeien uit artikel 155 van de Solvabiliteit II-richtlijn een prioritaire bevoegdheid voor de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van herkomst alsook de verplichting van de toezichthoudende autoriteit van de lidstaat van ontvangst voort om eerst de in de leden 1, 2 en 3 van dat artikel voorgeschreven kennisgeving- en herstelprocedures uit te putten, ook wanneer administratieve sancties in de zin van de leden 5 en 6 van dat artikel van de richtlijn worden opgelegd?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-518/06 Commissie/Italië; C-559/15 Onix Asigurări

Specifiek beleidsterrein: FIN; JenV

Gerelateerde documenten