C-057/24 Lawida 

Contentverzamelaar

C-057/24 Lawida 

Prejudiciële hofzaak 

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    28 maart 2024
Schriftelijke opmerkingen:                    14 mei 2024

Trefwoorden: verwerping nalatenschap; bevoegdheid rechter

Onderwerp:

-             Verordening (EU) nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring: artikel 13.

Feiten:

Verzoekende partij ‘BA’ vordert een bevrijding van de rechtsgevolgen van te late indiening van haar verklaring tot verwerping van nalatenschap van haar verwant ‘ZJ’. BA is een Poolse onderdaan en ZJ had zijn gewone verblijfplaats ten tijde van zijn overleden in Duitsland. Op grond van Pools recht moet in de situatie waarin een erfgenaam de rechtsgevolgen van nalatenschap verwerpt, de rechter dit bekrachtigen.

Overweging:

De Duitse rechterlijke instanties zijn bevoegd op grond van artikel 4 van verordening 650/2012 om uitspraak te doen over de erfopvolging van ZJ. Op grond van artikel 13 zijn de Poolse rechterlijke instanties bevoegd om verklaringen tot verwerpingen van nalatenschap van personen die hun gewone plaats in Polen hadden in ontvangst te nemen. De verwijzende rechter twijfelt of deze situatie buiten het begrip ‘in ontvangst nemen’ gaat, omdat de verklaring ook bekrachtigd moet worden door de rechter. Deze definitie bepaalt of alleen de Duitse rechterlijke instanties bevoegd zijn of ook de Poolse.

Prejudiciële vraag:

Moet artikel 13 van verordening (EU) nr. 650/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 4 juli 2012 betreffende de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen en de aanvaarding en de tenuitvoerlegging van authentieke akten op het gebied van erfopvolging, alsmede betreffende de instelling van een Europese erfrechtverklaring (PB 2012, L 201, blz. 107) aldus worden uitgelegd dat deze bepaling niet van toepassing is in een situatie waarin een verklaring tot verwerping van een nalatenschap slechts rechtsgevolgen in het leven roept indien deze niet alleen in ontvangst wordt genomen, maar – volgens het recht van de lidstaat waarin degene die aflegt zijn gewone verblijfplaats heeft – tevens moet worden bekrachtigd door de rechter, bijvoorbeeld wanneer de verklaring is afgelegd na het verstrijken van de daartoe gestelde termijn?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-617/20 T.N. en N.N.

Specifiek beleidsterrein: JenV