C-066/24 Higreen Power

Contentverzamelaar

C-066/24 Higreen Power

Prejudiciële hofzaak 

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    3 april 2024
Schriftelijke opmerkingen:                    20 mei 2024

Trefwoorden: Hernieuwbare energie

Onderwerp:

-             Richtlijn 2009/28/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen: artikel 3;

-             Richtlijn 2018/2001/EU van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 ter bevordering van het gebruik uit energie uit hernieuwbare bronnen (herschikking): artikel 4.

Feiten:

Verzoekende partij is ‘Higreen Power Srl’ (hierna: Higreen). Higreen is in het bezit van een fotovoltaïsche installatie, een apparaat dat zonlicht omzet in elektriciteit. Hiervoor heeft de overheid stimuleringstarieven toegekend aan Higreen, welke de opwekking van elektriciteit uit hernieuwbare bronnen moet stimuleren. Voor deze stimuleringstarieven is een ‘stimuleringsovereenkomst’ gesloten tussen de overheid en Higreen. In een van de bepalingen is opgenomen dat Higreen een bedrag moet betalen wanneer het verschil tussen het toegekende tarief en de uurprijs per tijdvak van het fotovoltaïsche installatie negatief is. Tegen deze bepaling heeft Higreen beroep ingesteld.

Overweging:

Het stimuleringsmechanisme bestaat dus uit de mogelijkheid om geld te ontvangen wanneer het verschil tussen het toegekende tarief en de uurprijs per tijdvak positief is, maar stelt ook de voorwaarde wanneer het verschil negatief is, dat dit gecompenseerd moet worden door de tariefontvanger. Dit systeem heet het ‘tweerichtings-systeem’. De verwijzende rechter merkt op dat het tweerichtings-systeem kan leiden tot een negatieve prikkel voor de tariefontvanger, terwijl het doel juist het bevorderen van energie uit hernieuwbare bronnen is. Tevens hebben centrales van 250 kW of meer geen andere stimuleringsmechanisme om uit te kiezen zoals centrales met een lagere tarief dat wel hebben. De verwijzende rechter vraagt zich daarom af of de nationale regelgeving waarop het tweerichting-systeem is gebaseerd, verenigbaar is met artikel 3 van richtlijn 2009/28 en artikel 4 van richtlijn 2019/2001.

Prejudiciële vraag:

Staan de in artikel 3 van richtlijn 200[9]/28/EG en artikel 4 van richtlijn 2018/2001/EU neergelegde beginselen in de weg aan een nationale regeling als artikel 7, lid 7, van het besluit van het Ministero dello Sviluppo Economico van 4 juli 2019 die, in het kader van een nationale regeling ter ondersteuning van de opwekking van elektriciteit uit hernieuwbare bronnen, in situaties waarin producenten energie op de vrije markt verkopen, voorziet in een stimuleringsmechanisme (het zogeheten tweerichtingentarief) op grond waarvan de stimulans uitsluitend ten aanzien van nieuwe installaties met een vermogen van 250 kW of meer wordt berekend als het verschil tussen het aan de onderneming toegekende tarief (bij de vaststelling waarvan rekening wordt gehouden met zowel de in de toepasselijke regeling vastgestelde referentietarieven voor elk type installatie en interventie als de door de exploitant in het kader van de veiling- of registratieprocedures aangeboden kortingen, en met de verdere verlagingen waarin de nationale regeling in het algemeen voorziet) en de uurprijs per tijdvak en zone, met als gevolg dat de bedragen die de waarde van het toegekende tarief overschrijden, [door de exploitant] moeten worden terugbetaald wanneer de uurprijs per tijdvak en zone hoger is dan dat tarief (de zogeheten ,negatieve prikkel’)?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-561/19 Consorzio Italian Management; C-83/21 Airbnb Ireland; C-482/22 Associazione Raggio Verde; C-129/96 Inter-Environnement Wallonie

Specifiek beleidsterrein: EZK

Gerelateerde documenten