C-077/24 Wunner  

Contentverzamelaar

C-077/24 Wunner  

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    1 april 2024
Schriftelijke opmerkingen:                    18 mei 2024

Trefwoorden: kansspelen; schadevergoeding

Onderwerp:

-             Verordening (EG) nr. 864/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen: artikel 1, lid 2, onder d) en artikel 4, lid 1;

-             ¬¬¬Verordening (EU) nr. 1215/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2012 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken.

Feiten:

Titanium Brace Marketing exploiteerde een online casino, gericht op de gehele Europese markt. Zij bezat een geldige Maltese kansspelconcessie, maar voldeed niet aan de voorwaarden op grond van de Oostenrijkse wet op kansspelen en is daarom failliet verklaard. Verzoekende partij heeft via de website online gegokt en geld verloren. Dit bedrag vordert hij terug van Titanium Brace.

Overweging:

Het gaat in deze zaak om een vordering op basis van een onrechtmatige daad. Verordening 864/2007 regelt het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen. De verwijzende rechter stelt dat de uitzondering in artikel 1, lid 2, onder d), van de verordening  strikt moet worden uitgelegd en dat op grond van onrechtmatige daad gegronde schadevergoedingsvorderingen van schuldeisers van de vennootschap niet daaronder vallen. Tevens is de verwijzende rechter niet zeker over de beoordeling van de plaats waar de aanvankelijke schade heeft plaatsgevonden, in de zin van artikel 7, punt 2 van verordening 1215/2012. Hij twijfelt daarbij of de aanvankelijk schade zich heeft voorgedaan in Oostenrijk of in Malta.

Prejudiciële vragen:

1) Moet artikel 1, lid 2, onder d), van verordening (EG) nr. 864/2007 van het Europees Parlement en de Raad van 11 juli 2007 betreffende het recht dat van toepassing is op niet-contractuele verbintenissen („Rome II-verordening”) aldus worden uitgelegd dat het ook van toepassing is op vorderingen tot schadevergoeding jegens een orgaan van een vennootschap waarbij een schuldeiser van de vennootschap zich beroept op onrechtmatige daad wegens schending van „Schutzgesetze” [schutznormen, wetten strekkende tot bescherming tegen schade] (zoals bijvoorbeeld bepalingen van het recht inzake kansspelen) door dat orgaan?

2) Voor het geval dat de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord: Moet artikel 4, lid 1, van genoemde verordening aldus worden uitgelegd dat in het geval van een vordering tot schadevergoeding op grond van onrechtmatige daad, wegens geleden gokverliezen, jegens een orgaan van een vennootschap die zonder concessie in Oostenrijk een online kansspel aanbiedt, de plaats waar de schade zich voordoet,

a) de plaats is waar de speler overmakingen vanaf zijn bankrekening naar de door de vennootschap aangehouden spelersrekening verricht;

b) de plaats is waar de vennootschap de spelersrekening aanhoudt, waarop betalingen van de speler, winsten, verliezen en bonussen worden geboekt;

c) de plaats is waar de speler zijn inzet op deze spelersrekening betaalt, die uiteindelijk tot verlies leidt;

d) de woonplaats van de speler als plaats van zijn vordering tot uitbetaling van zijn tegoed op de spelersrekening;

e) de plaats is waar het hoofdvermogen van de speler zich bevindt?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie:   C-147/12 ÖFAB; C-709/19 Vereniging van Effectenbezitters; C-12/15 Universal Music International Holding; C-304/17

Specifiek beleidsterrein: JenV