C-10/20 Flightright

Contentverzamelaar

C-10/20 Flightright

Prejudiciële hofzaak    

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).  

Termijnen: Motivering departement:     20 maart 2020
Schriftelijke opmerkingen:                        6 mei 2020

Trefwoorden :  compensatie luchtreizigers, aankomsttijd,

Onderwerp :

Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 295/91

 

Feiten:

Verzoekster vordert, in haar hoedanigheid van gesubrogeerde in de rechten van een cedent, een compensatie van oorspronkelijk 250 EUR op grond van artikel 7, lid 1, onder a), van verordening 261/2004. Verweerster is een Duitse luchtvaartmaatschappij. De cedent boekte bij verweerster een vlucht van Neurenberg naar Düsseldorf met een geplande vertrektijd van 20.50u en een geplande aankomsttijd van 21.50u. Deze vlucht werd geannuleerd. De cedent is vervolgens op diezelfde dag met een vervangende vlucht gevlogen welke een geplande vertrektijd had van 16.50u en een geplande aankomsttijd van 18.00u. De cedent is dus 4 uur en 25 minuten vóór de oorspronkelijk geplande vertrektijd vertrokken en heeft zijn eindbestemming 3 uur en 50 minuten vóór de oorspronkelijk geplande aankomsttijd bereikt. De vliegafstand tussen Neurenberg en Düsseldorf bedraagt 365 km. Verweerster heeft verklaard dat het door verzoekster geclaimde bedrag met 50 % werd verlaagd overeenkomstig artikel 7, lid 2, onder a), van verordening 261/2004. Verzoekster heeft daarop bij akte van 23-10-2018 verklaard dat zij het geschil voor 125 EUR als afgedaan beschouwde. Verweerster heeft zich hiertegen verzet.

 

Overweging:

De uitkomst van het beroep hangt af van de uitlegging van artikel 5 en artikel 7, leden 1 en 2, van verordening 261/2004. De aan het Hof voorgelegde prejudiciële vragen over de uitlegging van deze verordening zijn relevant voor de vraag naar de gegrondheid van de aanspraak op de extra betaling van 125,00 EUR die verzoekster nog doet gelden alsook voor het daarnaast door verzoekster tevens gehandhaafde verzoek om een declaratoir vonnis over haar eenzijdige akkoordverklaring wat de gedeeltelijke betaling van 125,00 EUR betreft.

 

Prejudiciële vragen:

1) Moet de compensatieregeling bij annulering in artikel 5 juncto artikel 7 van verordening (EG) nr. 261/2004 aldus worden uitgelegd dat ook passagiers die meer dan een uur vóór de geplande vertrektijd met een andere vlucht naar hun eindbestemming worden gebracht en vroeger op die eindbestemming aankomen dan met de geplande (geannuleerde) vlucht het geval zou zijn geweest, compensatie verkrijgen met overeenkomstige toepassing van artikel 7 van deze verordening?

2. a) Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord: kan op basis van artikel 7, lid 2, van verordening (EG) nr. 261/2004 het volgens artikel 7, lid 1, van deze verordening in beginsel verschuldigde compensatiebedrag worden verlaagd naargelang van de vliegafstand, [Or. 2] wanneer de aankomsttijd van de andere vlucht vóór de geplande aankomsttijd van de oorspronkelijk geboekte vlucht ligt?

b) Indien vraag 2 a) bevestigend wordt beantwoord: kan de mogelijkheid van verlaging worden uitgesloten wanneer de aankomsttijd van de andere vlucht te ver vóór de geplande aankomsttijd van de oorspronkelijk geboekte vlucht ligt, bijvoorbeeld meer dan drie uur?

 

Aangehaalde (recente) jurisprudentie:

Specifiek beleidsterrein:  IenW

 

Gerelateerde documenten