C-10/25 Elettronica Industriale
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).
Termijnen: Motivering departement: 24 februari 2025 Schriftelijke opmerkingen: 10 april 2025
Trefwoorden: vergoedingen televisiefrequenties, belastinginkomsten
Onderwerp: - Richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 betreffende de machtiging voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten: artikel 13; - Richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten: artikel 8.
Feiten: Verzoekende partij is ‘Elettronica Industriale’, een netwerkexploitant op nationaal niveau. Zij vraagt om nietigverklaring van besluiten van verwerende partij, het ministerie van het Bedrijfsleven en het ‘Made in Italy’. De besluiten zagen op de vaststelling van de vergoedingen voor gebruiksrechten voor digitale frequenties voor de jaren 2014-2016. Volgens verzoekende partij zijn de besluiten in strijd met het Unierecht (met name met richtlijn 2002/20, de machtigingsrichtlijn), omdat de nationale wet een vergoeding voor gebruiksrechten voor de frequenties oplegt die uitsluitend tot doel heeft ervoor te zorgen dat belastinginkomsten worden verkregen zonder te vermelden welke doelstellingen van algemeen belang aan de vaststelling van dat bedrag ten grondslag liggen.
Overweging: Krachtens artikel 13 van richtlijn 2002/20 mogen lidstaten vergoedingen opleggen voor gebruiksrechten van frequenties, mits deze vergoedingen objectief gerechtvaardigd, transparant, niet-discriminerend zijn, en in verhouding staan tot het beoogde doel: een optimaal gebruik van de middelen. De Italiaanse wet koppelt daarentegen de vergoedingen aan een vastgestelde jaarlijkse belastingopbrengst, en deze heffingen worden niet vastgesteld op basis van marktprincipes of een optimaal frequentiegebruik. De partijen vragen zich af of deze praktijk in strijd is met het Unierecht.
Prejudiciële vraag: Staan artikel 13 van richtlijn 2002/20/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 betreffende de machtiging voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten, gelezen in samenhang met artikel 8 van richtlijn 2002/21/EG van het Europees Parlement en de Raad van 7 maart 2002 inzake een gemeenschappelijk regelgevingskader voor elektronische-communicatienetwerken en -diensten, alsmede het [Unierechtelijke] evenredigheidsbeginsel eraan in de weg dat de wetgever van een lidstaat een criterium invoert voor de berekening van vergoedingen voor de verlening van gebruiksrechten en rechten om faciliteiten te installeren’ dat gekoppeld is aan de inning van een bepaald totaalbedrag aan belastinginkomsten, en dus aan algemene doelstellingen van overheidsfinanciën, door deze vergoedingen van de exploitanten te heffen, zonder rekening te houden met het belang bij een goede werking van de markt voor elektronische communicatie en de bescherming van gebruikers, en moet deze bepaling door de nationale rechter buiten toepassing worden gelaten?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-55/11, C-57/11 en C-58/11 Vodafone España en France Telecom España; C-764/18 Orange España.
Specifiek beleidsterrein: EZ