C-108/22 Dyrektor Krajowej Informacji Skarbowej

Contentverzamelaar

C-108/22 Dyrektor Krajowej Informacji Skarbowej

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    18 april 2022
Schriftelijke opmerkingen:                    4 juni 2022

Trefwoorden : belasting, btw, aanvullende diensten, toeristische dienst

Onderwerp : Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het

gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde

Feiten:

Verzoekster staat geregistreerd als btw-plichtige en is een zogenoemde hotelbroker in Polen. Zij biedt de mogelijkheid om accommodatiediensten te boeken in hotels in Polen en in het buitenland. Aangezien de onderneming niet beschikt over eigen accommodatie, koopt zij op eigen naam en rekening accommodatiediensten van andere belastingplichtigen en verkoopt zij deze vervolgens door aan klanten. De onderneming verleent meestal geen aanvullende diensten aan de klant in de vorm van toeristische informatie of advies. Verzoekster stelt dat de wederverkoop van accommodatiediensten, als toeristische dienst onderworpen is aan de btw in het kader van de bijzondere winstmargeregeling van artikel 119 van de Poolse btw-wet. De Poolse belastingautoriteit ziet dat anders. Volgens deze autoriteit is de dienst namelijk een hoteldienst en geen toeristische dienst. Verzoekster heeft beroep ingesteld tegen dit besluit. De rechter heeft vervolgens geoordeeld dat de wederverkoop onder de categorie van toeristische diensten valt en moet worden belast volgens de bijzondere winstmargeregeling. De belastingautoriteit heeft tegen deze beslissing cassatieberoep ingesteld bij de verwijzende rechter. De belastingautoriteit is van mening dat een dienst slechts als toeristische dienst kan worden aangemerkt indien deze uit meerdere diensten bestaat, wat in de onderhavige zaak niet het geval was.

Overweging:

Volgens de verwijzende rechter bestaat de kern van het geschil in de vraag of om een dienst te kunnen aanmerken als toeristische dienst die onder de bijzondere winstmargeregeling valt, moet worden voldaan aan het vereiste van uitgebreide dienstverlening en, bijgevolg, of een accommodatiedienst die op eigen naam is gekocht van andere belastingplichtigen en vervolgens zonder aanvullende diensten is doorverkocht, een toeristische dienst kan vormen. Om vast te stellen op welke diensten de winstmargeregeling van toepassing is, moet worden verwezen naar de bewoordingen van artikel 306 van richtlijn 2006/112/EG. De verwijzende rechter merkt op dat met het oog op de vaststelling  moet worden gekeken naar de dominante aspecten van een dergelijke verrichting.

Prejudiciële vragen:

Moet artikel 306 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde [...] aldus worden uitgelegd dat het van toepassing is op een belastingplichtige die hotelbroker is en die accommodatiediensten koopt en aan andere marktdeelnemers doorverkoopt, wanneer er bij deze handelingen geen sprake is van andere, aanvullende diensten?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: (C-308/96 en C-94/97), First Choice Holidays (C-149/01), Commissie/Polen (C-193/11), Alpenchalets Resorts (C-552/17)

Specifiek beleidsterrein: FIN-fiscaal