C-11/25 Jelgavas valstspilsetas pasvaldiba

Contentverzamelaar

C-11/25 Jelgavas valstspilsetas pasvaldiba

Prejudiciële hofzaak  

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:     6 maart 2025
Schriftelijke opmerkingen:                     20 april 2025

Trefwoorden: mededinging, aanbesteding, marktdeelnemer, onderneming

Onderwerp: 
-    Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie: artikel 102;
-    Richtlijn 92/50/EEG van de Raad van 18 juni 1992 betreffende de coördinatie van de procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten voor dienstverlening;
-    Richtlijn 75/442/EEG van de Raad van 15 juli 1975 betreffende afvalstoffen.

Feiten:
Deze zaak betreft een geschil tussen het gemeentebestuur van de stad Jelgava (Letland) en de nationale mededingingsautoriteit. Op 1 november 2004 heeft het gemeentebestuur met vennootschap ‘SIA’, die gedeeltelijk in de handen van de gemeente is, een overeenkomst gesloten om tot en met 31 december 2029 samen te werken op het gebied van afvalbeheer. Het bestuur heeft de overeenkomst van dienstverlening gesloten via een inhouse procedure, zonder een aanbestedingsprocedure te organiseren. De mededingingsautoriteit heeft in 2020 een klacht ontvangen waarin werd gesteld dat de procedure voor de selectie van de verlener van afvalbeheerdiensten onrechtmatig was. De mededingingsautoriteit heeft het gemeentebestuur een boete opgelegd. 

Overweging:
Het gemeentebestuur wordt aansprakelijk gesteld voor het misbruik maken van een machtspositie. Om onder de verplichting van de mededingingswet te vallen moet het gemeentebestuur worden beschouwd als een marktdeelnemer of onderneming, en moet er een machtspositie op de relevante markt bestaan. De verwijzende rechter wil uitleg van de begrippen ‘marktdeelnemer’, ‘onderneming’ en ‘machtspositie’. De verwijzende rechter twijfelt of de gemeente bij het besluit over de wijze waarop het afvalbeheer wordt georganiseerd handelt op het gebied van het privaatrecht of in het kader van een economische activiteit.

Prejudiciële vragen:
Moet artikel 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie aldus worden uitgelegd dat, gelet op de omstandigheden van het onderhavige geval, onder de werkingssfeer van deze bepaling ook een besluit van een afgeleide publiekrechtelijke rechtspersoon valt dat betrekking heeft op de organisatie van het afvalbeheer binnen een gemeente en dat in het onderhavige geval bestond uit het besluit om de verlening van die dienst zodanig te organiseren dat het recht om deze dienst te verlenen door middel van een inhouse procedure is gegund aan een onderneming die gedeeltelijk in handen is van de gemeente? 
Meer in het bijzonder, kan een gemeente worden beschouwd als een marktdeelnemer of een onderneming in de zin van artikel 102 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, wanneer zij het besluit neemt om de verlening van diensten op het gebied van gemeentelijk afvalbeheer zodanig te organiseren dat het recht om deze dienst te verlenen door middel van een inhouse procedure wordt gegund aan een onderneming die gedeeltelijk in handen is van de gemeente?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-518/17 ; C-345/14 Maxima Latvija; C-138/11 Compass-Datenbank; C-573/07 SEA; C-49/07 MOTOE; C-107/98.

Specifiek beleidsterrein: EZ