C-110/20 Regione Puglia
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 24 april 2020 Schriftelijke opmerkingen: 10 juni 2020
Trefwoorden : vergunningen exploratie koolwaterstoffen, maximale totale oppervlakte
Onderwerp :
Richtlijn 94/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 1994 betreffende de voorwaarden voor het verlenen en gebruikmaken van vergunningen voor de prospectie, de exploratie en de productie van koolwaterstoffen.
Feiten:
Het bedrijf Global Petroleum Ltd is een Australisch bedrijf dat wereldwijd actief is in de sector van de offshore olie- en gas activiteiten. In augustus 2013 heeft dit bedrijf vier aanvragen bij het Italiaanse ministerie van Economische ontwikkeling gedaan ter verkrijging van exploratievergunningen voor vier gebieden, elk waarvan de oppervlakte iets minder dan 750 vierkante kilometer bedraagt. De vergunningsprocedure bepaalt dat ter verkrijging van een vergunning een positieve milieueffectbeoordeling (MEB) vereist is. Daartoe heeft het bedrijf aanvragen bij het ministerie van Milieubeheer en land- en zeebescherming (MATTM) ingediend om de vereiste beslissing over de verenigbaarheid met de milieu normen te verkrijgen. Het MATTM heeft vastgesteld dat de projecten van het bedrijf verenigbaar zijn met de milieunormen. Tegen dit besluit heeft de Regione Puglia (appellante) beroep ingesteld bij de bevoegde TAR. Volgens appellante wordt artikel 6, lid 2, van wet nr. 9/1191 tot omzetting van richtlijn 94/22/EG geschonden. Zij voert aan dat de in die bepaling opgelegde maximale oppervlakte niet alleen geldt voor iedere vergunning, maar ook voor iedere marktdeelnemer. Het bedrijf had dus geen vergunningen voor een gebied met een grotere totale oppervlakte van 750 vierkante kilometer mogen krijgen. De TAR heeft uitgesloten dat er sprake is van omzeiling van het verbod omdat wet nr. 91/1191 niet strekt tot bescherming van het milieu, maar tot bevordering van de rationele exploitatie van koolwaterstofvoorkomens en dientengevolge van de concurrentie tussen de marktdeelnemers in de sector. Tegen deze beslissing heeft appellante hoger beroep ingesteld bij de Consiglio di Stato (verwijzende rechter).
Overweging:
De verwijzende rechter twijfelt over de door de TAR gegeven uitlegging en legt aan het Hof de vraag voor of de nationale regeling in overeenstemming is met artikel 4 van richtlijn 94/22/EG. Volgens de verwijzende rechter heeft richtlijn 94/22/EG als doel de concurrentie op de markt te bevorderen. Volgens de verwijzende rechter strookt artikel 6 van wet nr. 9/1991 niet met de aldus uitgelegde richtlijn. Artikel 6 voorziet namelijk in een maximale oppervlakte van een exploratievergunning, maar het verbiedt niet uitdrukkelijk dat aan de aanvrager meerdere vergunningen worden verleend die elk betrekking hebben op het maximale oppervlakte. Deze bepaling druist in tegen de concurrentiedoelstelling, die volgens richtlijn 94/22/EG moet worden verwezenlijkt.
Prejudiciële vraag:
Moet richtlijn 94/22/EG van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 1994 aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staat aan een nationale regeling als die welke hiervoor is beschreven, volgens welke een exploratievergunning kan worden verleend voor een gebied met een bepaalde oppervlakte dat voor een bepaalde duur in concessie is gegeven – in casu een voor zes jaar in concessie gegeven gebied van 750 vierkante kilometer –, en die maximale kunnen worden overschreden door aan dezelfde vergunningaanvrager meerdere samenhangende exploratievergunningen te verlenen, mits voor elke verleende vergunning een afzonderlijke administratieve procedure is doorlopen?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie:
Specifiek beleidsterrein: EZK