C-111/21 Laudamotion
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 26 april 2021Schriftelijke opmerkingen: 12 juni 2021
Trefwoorden : psychische klachten vliegtuigpassagier; begrip ‘lichamelijk letsel’; schadevergoeding
Onderwerp :
- Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer (Verdrag van Montreal);
- Besluit 2001/539/EG van de Raad van 5 april 2001 inzake de sluiting door de Europese Gemeenschap van het Verdrag van Montreal.
Feiten:
Verzoekster stapte op 01-03-2019 aan boord van verweersters vliegtuig om van Londen naar Wenen te reizen. Bij de start explodeerde de linkermotor zodat het vliegtuig werd geëvacueerd. De rechtermotor was echter nog in werking en verzoekster werd door de jetblast een aantal meters door de lucht geslingerd. Sindsdien lijdt zij aan slaap- en concentratiestoornissen, stemmingswisselingen, plotselinge huilbuien, sterke vermoeidheid en stotteren. Er werd een posttraumatische stressstoornis vastgesteld waarvoor verzoekster in behandeling is. Verzoekster vordert vergoeding van de medische kosten en smartengeld. Ook vordert zij een verklaring voor recht dat verweerster aansprakelijk is voor toekomstige schade. Verzoekster stelt dat de aansprakelijkheid rechtstreeks voortvloeit uit art. 17(1) van het Verdrag van Montreal. In ieder geval is verweerster echter aansprakelijk o.g.v. het aanvullend toepasselijke Oostenrijkse recht. Verweerster meent dat art. 17(1) slechts ziet op lichamelijk letsel in strikte zin en niet op zuiver psychische klachten. O.g.v. art. 29(1) is daarnaast een beroep op het nationale recht uitgesloten aangezien dat recht door het Verdrag wordt verdrongen. In eerste aanleg is verzoeksters vordering toegewezen. Daarop heeft verweerster hoger beroep ingesteld. Vervolgens heeft verzoekster beroep tot Revision ingesteld tegen de uitspraak van de appelrechter.
Overweging:
Art. 17(1) van het Verdrag van Montreal voorziet in vergoeding van schade die wordt geleden in geval van dood of ‘lichamelijk letsel’ (‘körperliche Verletzung’) van een passagier. Dit ‘lichamelijk letsel’ wordt in taalversies van het Verdrag aangeduid als ‘bodily injury’, ‘lésion corporelle’ en ‘lesión corporal’. De eerste prejudiciële vraag strekt ertoe te vernemen of dit begrip ook psychische klachten omvat die weliswaar als aandoening worden aangemerkt, maar niet het gevolg zijn van lichamelijk letsel in strikte zin. Hoewel de verwijzende rechter geneigd is om art. 17(1) van het Verdrag van Montreal ruim uit te leggen, lijdt het geen twijfel dat ook de tegengestelde opvatting kan worden verdedigd. Indien art. 17(1) niet op zuiver psychische klachten ziet, rijst de vraag of de aansprakelijkheid op het toepasselijke nationale recht kan worden gebaseerd. Art. 29 van het Verdrag van Montreal staat daar namelijk mogelijk aan in de weg.
Prejudiciële vragen:
1) Worden door een ongeval veroorzaakte psychische klachten van een passagier, welke klachten als aandoening kunnen worden aangemerkt, beschouwd als „lichamelijk letsel” in de zin van artikel 17, lid 1, van het Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer, dat op 28 mei 1999 te Montreal is gesloten, op 9 december 1999 door de Europese Gemeenschap is ondertekend en namens haar is goedgekeurd bij besluit 2001/539/EG van de Raad van 5 april 2001?
2) Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord:
Staat artikel 29 van het genoemde verdrag in de weg aan een vordering tot schadevergoeding op grond van het toepasselijke nationale recht?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie:
Specifiek beleidsterrein: IenW