C-112/15 Århus Slagtehus e.a.

Contentverzamelaar

C-112/15 Århus Slagtehus e.a.

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak
Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie

Termijnen: Motivering departement:   30 april 2015
(Concept-) schriftelijke opmerkingen:   16 mei 2015
Schriftelijke opmerkingen:                   16 juni 2015
Trefwoorden: dierenwelzijn / voedselveiligheid; opleidingskosten inspecteurs

Onderwerp
Verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn

Verzoekster, tezamen met zes andere slachterijen, is in januari 2009 een zaak begonnen tegen het DEN Min Voedselvoorziening, Landbouw en Visserij en de Dienst voedselvoorziening, verweerders. Het gaat over de vergoedingen die slachthuizen sinds 2000 moeten betalen voor de verplichte vleesinspecties. In die vergoeding zit ook een bedrag voor opleiding van nieuwe vleesinspecteurs. Deze personen in opleiding doen tijdens die opleiding echter vaak (ook) ander werk. Dit nieuwe systeem is ingesteld omdat een situatie was ontstaan van te grote invloed van de slachthuizen op de bezetting van de inspectieteams. Sinds 2006 is de opleiding naar aanleiding van Vo. 854/2004 verlengd, waardoor de kosten aanzienlijk zijn toegenomen. Tussen 2006-2008 is het aantal opgeleide inspecteurs sterk toegenomen omdat men kosten aan dierenartsen (die in piekperiodes, vakanties e.d. werden ingeschakeld) wilde besparen. Het verloop onder de geslaagden is echter behoorlijk groot.
Sinds het geding aanhangig is zijn geen nieuwe inspecteurs tot de opleiding toegelaten.
Verzoeksters vragen terugbetaling van eventueel onrechtmatig opgelegde heffingen. Zij stellen dat de door verweerders in rekening gebrachte opleidingscomponent niet onder de vergoedingen van Vo. 882/2004 valt omdat zij tijdens de door verzoeksters (mee)betaalde opleiding geen controlewerkzaamheden verrichten.
Verweerders stellen dat de EULS een ruime beoordelingsmarge hebben om te bepalen in hoeverre zij de vleesinspecties met vergoedingen willen financieren. De wijze zoals die in DEN is geregeld voldoet aan de in de relevante bijlage bij Vo. gestelde eisen. Ook worden de personen in opleiding nauw bij de vleescontroles betrokken, hetgeen mogelijk is door de toelatingseisen (relevante vakopleiding of drie jaar beroepservaring).
De verwijzende DEN rechter (Gerechtshof voor Oost-Denemarken) leest in artikel 27 van de Vo. dat EULS kunnen kiezen voor financiering door vergoedingen, maar ook dat die vergoedingen niet hoger mogen zijn dan de door de bevoegde autoriteiten gedragen kosten. Hij twijfelt dan ook aan de juiste uitleg van het betreffende artikel en legt de volgende vraag voor aan het HvJEU:
“Moet artikel 27, lid 4, onder a), gelezen in samenhang met bijlage VI, punten 1 en 2, van verordening (EG) nr. 882/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 inzake officiële controles op de naleving van de wetgeving inzake diervoeders en levensmiddelen en de voorschriften inzake diergezondheid en dierenwelzijn, aldus worden uitgelegd dat het eraan in de weg staat dat de lidstaten bij de vaststelling van de aan levensmiddelenbedrijven opgelegde vergoeding de uitgaven in rekening brengen voor lonen en opleiding van overheidspersoneel dat in dienst wordt genomen met het oog op een opleiding die voldoet aan de voorwaarden voor „officiële assistent” in de zin van verordening (EG) nr. 854/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 houdende vaststelling van specifieke voorschriften voor de organisatie van de officiële controles van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong, maar dat noch vóór de toelating tot de opleiding noch tijdens de opleiding vleesinspecties verricht?”

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-523/09 Rakvere Piim et Maag Piimatööstus
Specifiek beleidsterrein: VWS mede EZ

Gerelateerde documenten