C-119/25 Marabu Airlines
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).
Termijnen: Motivering departement: 24 maart 2025 Schriftelijke opmerkingen: 10 mei 2025
Trefwoorden: compensatie luchtpassagiers, gelijke behandeling
Onderwerp: Verordening 261/2004 (passagiersrechtenverordening), art. 12(1), art.5(1)c art. 7, art. 4(iii), art. 5(i); Richtlijn 2015/2302 betreffende pakketreizen en gekoppelde reisarrangementen. De Duitse rechter vraagt of het – mede gelet op het gelijkheidsbeginsel – is toegestaan om de compensatie voor passagiers te verminderen met compensatie die zij ontvangen van hun touroperator, ook als die compensatie geen verband houdt met de vertraging.
NB Volgens de nieuwe bevoegdheidsverdeling tussen Hof en Gerecht worden dit soort zaken in beginsel door het Gerecht behandeld, tenzij er vragen worden gesteld die ook raken aan primair Unierecht; dan buigt het Hof zich erover. Dat is hier het geval.
Prejudiciële vragen: 1) Moet artikel 12, lid 1, tweede zin, van verordening (EG) nr. 261/2004 aldus worden uitgelegd dat een luchtvaartmaatschappij het recht op compensatie overeenkomstig artikel 7 van deze verordening ook dan mag verrekenen met een recht op schadevergoeding – te weten rechten op vergoeding ingeval bij een reis minder diensten zijn geleverd dan overeengekomen, algemene rechten op schadevergoeding en rechten op schadevergoeding wegens nutteloos bestede vakantietijd – wanneer die rechten waarop jegens een derde, dus bijvoorbeeld een touroperator, aanspraak wordt gemaakt, niet bedoeld zijn om compensatie te bieden voor het tijdverlies en de ongemakken op grond van annuleringen, langdurige vertragingen van minstens drie uur of instapweigeringen tegen de wil van de passagiers – zaken die alle passagiers in dezelfde mate raken – maar betrekking hebben op verdergaande schade zoals het voor een deel niet verrichten van betaalde reisdiensten (overnachting aan de Middellandse Zee, maaltijden, entertainment enz.) of de nutteloze besteding van betaalde vakantietijd?
2) Is het met name verenigbaar met het doel van de passagiersrechtenverordening om een hoog niveau van bescherming voor passagiers te waarborgen, wanneer passagiers die schade hebben geleden die verdergaat dan het tijdverlies en de ongemakken door annulering, langdurige vertraging of instapweigering tegen hun wil en die andere passagiers van dezelfde vlucht niet hebben geleden, voor de niet-materiële ongemakken en het tijdverlies geen compensatie of – naargelang het geval – geen volledige compensatie meer ontvangen, wanneer met hun compensatie de materiële rechten zouden moeten worden verrekend waarop zij jegens derden, zoals met name pakketreisaanbieders, aanspraak kunnen maken (en omgekeerd) en die betrekking hebben op verdergaande beperkingen?
3) Is het verenigbaar met in het bijzonder het primaire Europees recht, en wel in dat opzicht met het beginsel van gelijke behandeling – dat vereist dat, behoudens objectieve rechtvaardiging, vergelijkbare situaties niet verschillend en verschillende situaties niet gelijk worden behandeld – wanneer artikel 12, lid 1, tweede volzin, van verordening (EG) nr. 261/2004 aldus zou worden uitgelegd dat in geval van annulering, instapweigering tegen de wil van de passagier of langdurige vertraging van minstens drie uur, sommige passagiers voor daarmee verbonden ongemakken en het tijdverlies uiteindelijk een volledige compensatie overeenkomstig artikel 7 van de verordening ontvangen en andere passagiers echter niet, met name de passagiers die daarnaast ook verdere schade hebben geleden waarvoor een ander moet instaan zoals bijvoorbeeld minder geleverde pakketreisdiensten dan overeengekomen, schade in verband met een pakketreisovereenkomst, onder andere ook wegens nutteloos bestede vakantietijd, omdat in dat geval de compensatie kan worden verrekend met de desbetreffende schadevergoeding?
4) Is het met het doel van de richtlijn pakketreizen [richtlijn (EU) 2015/2302 van 25 november 2015 betreffende pakketreizen en gekoppelde reisarrangementen] van de Europese Unie en met het doel van artikel 4, onder iii), artikel 5, onder i), en artikel 12, lid 1, tweede volzin, van de passagiersrechtenverordening (EG) nr. 261/2004 alsmede met het Europeesrechtelijke beginsel van gelijke behandeling verenigbaar indien § 651 p, lid 3, eerste volzin en punt 1, van het Duitse BGB aldus wordt uitgelegd dat de reiziger ook moet accepteren dat de organisator het bedrag verrekent dat die reiziger overeenkomstig verordening (EG) nr. 261/2004 als compensatie voor ongemakken en tijdverlies heeft ontvangen, wanneer de vorderingen jegens de organisator geen betrekking hebben op compensatie van ongemakken en tijdverlies door annulering, langdurige vertraging en instapweigering tegen de wil maar op bijkomende schade die daarnaast bij de desbetreffende passagier is ontstaan, en dat terwijl dat anders ligt bij andere passagiers van dezelfde vlucht bij wie dergelijke schade niet is ontstaan en bij wie de compensatie alleen de ongemakken en het tijdverlies als zodanig compenseert, of is het daarentegen met het doel van de richtlijn pakketreizen verenigbaar wanneer de luchtvaartmaatschappij haar compensatieverplichtingen in dergelijke gevallen verrekent met een vergoeding die wordt verstrekt door de aanbieder van pakketreizen omdat de reisdiensten maar in beperkte mate zijn geleverd, waardoor meer ongemakken zijn ontstaan dan die die alle passagiers hebben ervaren?
5) Vormt het overcompensatie in de zin van de beschermingsdoelstelling van artikel 12, lid 1, van de verordening wanneer een passagier om te beginnen voor de ongemakken die hij net als alle andere passagiers door de annulering, de instapweigering tegen zijn wil of de langdurige vertraging heeft ervaren, compensatie ontvangt overeenkomstig artikel 7 en voorts in aanvulling daarop de naar nationaal recht vastgestelde schadevergoeding die betrekking heeft op gevolgen die verdergaan dan de ongemakken die alle passagiers hebben ervaren, of is er bij verrekening in een dergelijke situatie– ongeacht welk bedrag waarvan wordt afgetrokken (verrekeningsrichting) – veeleer uiteindelijk sprake van ondercompensatie van de ongemakken die een passagier samen met alle andere passagiers door de annulering, de instapweigering tegen zijn wil of de langdurige vertraging heeft ervaren, omdat deze passagier uiteindelijk in een dergelijk geval niet meer de volledige compensatie voor de ongemakken ontvangt die hij samen met alle andere passagiers heeft ervaren? In een dergelijk geval zou hij namelijk (bij verrekening in de ene richting) bij voorbaat geen volledige compensatie van de luchtvaartmaatschappij ontvangen, of zou hij (bij verrekening in de andere richting) van de pakketreisaanbieder geen volledige wettelijke schadevergoeding ontvangen en zou hij een deel van zijn compensatie al kwijt zijn als vergoeding voor de ontstane wanprestatie.
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: arrest van 19 november 2009, C-402/07 en C-432/07,arrest van 22 december 2008, C-549/07; arrest van 23 oktober 2012, C-581/10 en C-629/10; arrest van 14 december 2004, Swedish Match, C-210/03; arrest van 10 januari 2006, IATA en ELFAA, C-344/04.
Specifiek beleidsterrein: IenW