C-12/25 Bisdom Gent
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).
Termijnen: Motivering departement: 10 maart 2025 Schriftelijke opmerkingen: 24 april 2025
Trefwoorden: AVG, scheiding kerk en staat, vrijheid van godsdienst
Onderwerp: - Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens: artikel 17; - Handvest van de grondrechten van de Europese Unie: artikelen 8 en 10.
Feiten: De zaak gaat over een klager die in 1955 gedoopt is in Gent en in 2021 het Bisdom Gent heeft verzocht om zijn naam volledig te schrappen uit elk fysiek of digitaal register. Het Bisdom Gent heeft toen in het doopregister genoteerd dat de klager de ‘kerk heeft verlaten’ en maakte een dubbele diagonale lijn over de registratie. Uit de gegevens van het dossier blijkt dat een parochie niet de gegevens van een gedoopte uit het doopregister kan verwijderen, omdat de Rooms-Katholieke Kerk zich op het standpunt stelt dat de doop eenmalig en onomkeerbaar is. De klager vond deze aantekening onvoldoende en eiste volledige verwijdering. Hij heeft op 14 april 2021 een klacht ingediend bij de gegevensbeschermingsautoriteit (hierna: GBA). Bij de GBA is geoordeeld dat het Bisdom inbreuken pleegt op de AVG en verplicht was de persoonsgegevens te wissen. Het Bisdom Gent heeft hoger beroep ingesteld.
Overweging: De zaak gaat om de toepasselijkheid van de AVG op doopregisters. De verwijzende rechter stelt dat doopregisters onder de AVG vallen omdat zij een ‘bestand’ zijn in de zin van artikel 4.6 A.V.G. Op grond van artikel 17 AVG bestaat er een recht op gegevenswissing. De Rooms-Katholieke Kerk stelt dat het de persoonsgegevens permanent moet verwerken in het doopregister, en de verwijzende rechter vraagt zich daarom af of het recht op gegevenswissing ook voor doopregisters geldt. Tenslotte vraagt de verwijzende rechter zich af of een kerk zich kan beroepen op religieuze vrijheid (artikel 10 Handvest) om gegevens niet te hoeven wissen.
Prejudiciële vragen: 1. Moet artikel 6.1.f) AVG, in samenhang gelezen met het recht op bescherming van persoonsgegevens [zoals gewaarborgd door artikel 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie („Handvest”]), de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst (zoals gewaarborgd door artikel 10 van het Handvest) en het beginsel van scheiding van kerk en staat, zo worden geïnterpreteerd dat het de nationale toezichthoudende autoriteit belet om een inbreuk op artikel 6.1.f) AVG vast te stellen wegens de permanente verwerking door de R.K.-Kerk van bepaalde persoonsgegevens in een doopregister, indien de R.K.-Kerk stelt dat zij door het canoniek recht wordt verplicht om deze persoonsgegevens permanent te verwerken in het doopregister?
2. Moet artikel 9.2.d) AVG, in samenhang gelezen met het recht op bescherming van persoonsgegevens [zoals gewaarborgd door artikel 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie („Handvest”)], de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst (zoals gewaarborgd door artikel 10 van het Handvest) en het beginsel van scheiding van kerk en staat, zo worden geïnterpreteerd dat het de nationale toezichthoudende autoriteit belet om vast te stellen dat de in vraag (1) genoemde verwerking van persoonsgegevens niet kadert in een „gerechtvaardigde activiteit” in de zin van artikel 9.2.d) AVG indien de R.K.-Kerk stelt dat zij door het canoniek recht wordt verplicht om bepaalde persoonsgegevens permanent te verwerken in het doopregister?
3. Moet artikel 17 AVG, in samenhang gelezen met het recht op bescherming van persoonsgegevens [zoals gewaarborgd door artikel 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie („Handvest”)], de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst (zoals gewaarborgd door artikel 10 van het Handvest) en het beginsel van scheiding van kerk en staat, zo worden geïnterpreteerd dat het de nationale toezichthoudende autoriteit belet om vast te stellen dat een persoon die zich van de R.-K. Kerk wil distantiëren over een recht beschikt op wissing van zijn persoonsgegevens uit het doopregister?
(i) Maakt het daarbij een verschil dat dit doopregister niet digitaal is, maar een unieke materiële drager onder de vorm van boek met recto-verso pagina’s waarbij op de achterkant gegevens van andere betrokkenen staan vermeld?
(ii) Maakt het daarbij een verschil dat het doopregister een weergave is van historische feiten?
(iii) Maakt het daarbij een verschil indien het doopregister zelf een historisch artefact zou zijn?
(iv) Maakt het daarbij een verschil dat de ingave in het doopregister, enerzijds, raakt aan de fundamentele rechten van de verwerkingsverantwoordelijke en de kerkgemeenschap die zij vertegenwoordigt, namelijk de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst (zoals gewaarborgd door artikel 10 van het Handvest) en, anderzijds, eveneens raakt aan de fundamentele rechten van de betrokkenen wier persoonsgegevens worden verwerkt in het doopregister, namelijk de vrijheid van gedachte, geweten en godsdienst (zoals gewaarborgd door artikel 10 van het Handvest) en de positieve en negatieve verenigingsvrijheid (zoals gewaarborgd door artikel 12 van het Handvest)?
(v) Kan desgevallend aan het recht op gegevenswissing worden voldaan door de annotatie dat een persoon de R.-K. Kerk heeft verlaten in de marge van het doopregister?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-25/17 Jehovan Todistajat; C-131/12 Google Spain.
Specifiek beleidsterrein: JenV; BZK; EZ