C-121/24 Vaniz 

Contentverzamelaar

C-121/24 Vaniz 

Prejudiciële hofzaak 

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    11 april 2024
Schriftelijke opmerkingen:                    28 mei 2024

Trefwoorden: BTW; aansprakelijkheid

Onderwerp: Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde: overweging 44 en artikelen 193, 205 en 207.

Feiten:

Verzoekende partij is de handelsvennootschap ‘Vaniz’. Verwerende partij is de directie ‘Betwistingen en dagelijks beheer van belastingen en sociale zekerheid’. Vaniz is actief op het gebied van weg- en goederenvervoer. Verwerende partij heeft een controle uitgevoerd bij Vaniz, waaruit bleek dat een leverancier ‘Stars International’ zijn belastingschulden niet voldaan had, terwijl deze belastingschulden wel in de belastingaangifte zijn aangegeven. Hierdoor heeft de verwerende partij een naheffingsaanslag voor Vaniz vastgesteld, waar Vaniz tegen in beroep is gegaan.

Overweging:

Het is de vraag of de naheffingsaanslag wel rechtmatig was, omdat het blijkt dat ‘Stars International’ al voor de belastingcontrole failliet was verklaard en uit het Handelsregister was weggehaald. Omdat de rechtspersoon is opgehouden te bestaan, is het de vraag of Vaniz nog wel hoofdelijk aansprakelijk gesteld kan worden voor die schulden.

Prejudiciële vragen:

Staan de bepalingen van overweging 44 en artikel 205 van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde, alsmede de beginselen van transparantie en evenredigheid van de aansprakelijkheid toe dat een procedure wordt ingeleid om de hoedanigheid van hoofdelijk schuldenaar van btw-schulden en de omvang van de hoofdelijke aansprakelijkheid vast te stellen nadat de hoofdschuldenaar heeft opgehouden als rechtssubject te bestaan?

Staan deze bepalingen er – na de doorhaling van de schuldenaar [in het handelsregister], zonder dat een rechtsopvolger de rechten en verplichtingen heeft overgenomen – aan in de weg dat er een vordering op die persoon wordt geregistreerd waarvoor een derde vervolgens aansprakelijk wordt gesteld?

Is de hierboven beschreven administratieve praktijk van de nationale belastingautoriteiten in overeenstemming met de verwezenlijking van het rechtszekerheidsbeginsel?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: С-4/20 ALTI

Specifiek beleidsterrein: FIN-Fiscaal

Gerelateerde documenten