C-128/21 Lietuvos notarų rūmai e.a.
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar). Termijnen: Motivering departement: 27 april 2021Schriftelijke opmerkingen: 13 juni 2021
Trefwoorden : mededinging; uitlegging art. 101 VWEU
Onderwerp :
- Verdrag betreffende de Europese Unie;
- Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie;
Feiten:
De Litouwse raad voor de mededinging heeft bij besluit van 26 april 2018 vastgesteld dat de Litouwse kamer van notarissen, en notarissen die lid waren van het presidium van deze kamer van inbreuk hadden gemaakt op de Litouwse mededingingswet en artikel 101, lid 1, onder a), van het VWEU en een boete opgelegd. Dit besluit was genomen naar aanleiding van besluiten van het presidium van de kamer van notarissen betreffende de toepassing van wettelijke bepalingen inzake tarieven voor diensten ten aanzien verschillende hypotheek-, ruil- en erfdienstbaarheidstransacties. Volgens de raad voor de mededinging werden zo de door notarissen in rekening te brengen vergoedingen indirect vastgesteld, terwijl het notarissen voordien vrij stond om in specifieke gevallen ook lagere vergoedingen vast te stellen.
Overweging:
De verwijzende rechter voert aan dat het Hof van Justitie zich nog niet heeft uitgesproken over de vraag of taken zoals die welke in casu aan notarissen worden toegewezen, een economische activiteit vormen in de zin van artikel 101, lid 1, VWEU, en of notarissen, in een situatie als die welke in casu aan de orde is, ondernemingen zijn in de zin van artikel 101 VWEU. De verwijzende rechter betwijfelt of, in het licht van artikel 101 VWEU (op zichzelf beschouwd of gelezen in samenhang met artikel 4, lid 3, VEU), het aan de kamer van notarissen toegekende recht om “de notariële werkzaamheden te uniformeren” aldus kan of moet worden uitgelegd dat dit ook het recht omvat om de tarieven voor vergoedingen voor notarissen te standaardiseren in de specifieke gevallen waarin de notariële vergoedingen (of de berekeningswijze ervan) voor het verlijden van notariële akten niet zijn vastgelegd in de door de minister van Justitie goedgekeurde voorlopige tarieven.
Prejudiciële vragen:
1. Moet artikel 101, lid 1, VWEU, aldus worden uitgelegd dat notarissen in de Republiek Litouwen, wanneer zij werkzaamheden verrichten die verband houden met de door de kamer van notarissen vastgestelde toelichtingen die in de onderhavige zaak zijn beschreven, ondernemingen zijn in de zin van artikel 101 VWEU?
2. Moet artikel 101, lid 1, VWEU aldus worden uitgelegd dat de door de Litouwse kamer van notarissen vastgestelde toelichtingen die in de onderhavige zaak zijn beschreven, een besluit van een vereniging vormen in de zin van artikel 101, lid 1, VWEU?
3. Indien de tweede vraag bevestigend wordt beantwoord, strekken deze toelichtingen er dan toe of hebben zij tot gevolg dat de mededinging binnen de interne markt wordt verhinderd, beperkt of vervalst in de zin van artikel 101, lid 1, VWEU?
4. Moeten deze in de onderhavige zaak beschreven toelichtingen, in het kader van de beoordeling van een mogelijke schending van artikel 101, lid 1, VWEU, worden getoetst aan de in punt 97 van het arrest C-309/99 vastgestelde criteria?
5. Indien de vierde vraag bevestigend wordt beantwoord, vormen de door verzoekers aangevoerde doelstellingen, namelijk het uniformeren van de notariële werkzaamheden, het opvullen van een hiaat in de regelgeving, het beschermen van de consumentenbelangen, het waarborgen van het beginsel van gelijke behandeling van consumenten en het evenredigheidsbeginsel, en het beschermen van notarissen tegen ongerechtvaardigde wettelijke aansprakelijkheid, legitieme doelstellingen bij de toetsing van die toelichtingen volgens de in punt 97 van het arrest C-309/99 genoemde criteria?
6. Indien de vijfde vraag bevestigend wordt beantwoord, gaan de in deze toelichtingen opgelegde beperkingen dan niet verder dan nodig is voor de verwezenlijking van de legitieme doelstellingen?
7. Moet artikel 101 VWEU aldus worden uitgelegd dat notarissen die lid waren van het presidium, kunnen worden geacht dit artikel te hebben geschonden en kunnen worden beboet op grond dat zij als notaris hebben deelgenomen aan de vaststelling van de in de onderhavige zaak beschreven toelichtingen?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-309/99; Consiglio nazionale dei geologi, C-136/12; C-519/04 P; CHEZ Elektro Bulgaria en FrontEx International, C-427/16 en C-428/16; API e.a., C-184/13 t/m C-187/13, C-194/13, C-195/13 en C-208/13; Aéroports de Paris/Commissie, C-82/01 P; MOTOE, C-49/07; Ordem dos Técnicos Oficiais de Contas/Autoridade da Concorrência, C-1/12; Commissie/Tsjechië, C-575/16; Commissie/België, C-47/08.
Specifiek beleidsterrein: EZK