C-133/24 CD Tondela e.a. 

Contentverzamelaar

C-133/24 CD Tondela e.a. 

Prejudiciële hofzaak

Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).

Termijnen: Motivering departement:    22 mei 2024
Schriftelijke opmerkingen:                    8 juli 2024

Trefwoorden: Mededinging; voetbalclubs

Onderwerp:

-             Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie: artikel 101, lid 1 en artikel 165;

-             Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag: artikelen 81 en 82.

Feiten:

De ‘LPFP’ is een privaatrechtelijke vereniging die tot doel heeft om de activiteit van het beroepsvoetbal in Portugal te waarborgen. Verzoekende partijen zijn voetbalclubs uit Portugal die hierbij aangesloten zijn. Tijdens het seizoen 2019/2020 namen achttien voetbalclubs deel aan de eerste divisie. Op 30 januari 2020 werd de uitbraak van het coronavirus uitgeroepen tot een noodsituatie. Op 7 april 2020 hielden de sportclubs van de eerste divisie en de LPFP een vergadering om de gevolgen voor de beroepsvoetbal te bespreken. In deze vergadering werd besloten dat geen sportclub die in het seizoen 2019/2020 deelnam aan de eerste divisie een speler zou contracteren die zijn arbeidsovereenkomst eenzijdig had opgezegd op grond van de uit de pandemie voortvloeiende kwesties.

Overweging:

De mededingingsautoriteit had de afspraken opgevat als een overeenkomst in de zin van het mededingingsrecht, en deze gekwalificeerd als mededingingsbeperkend naar strekking. De verwijzende rechter vraagt zich af of de niet-wervingsovereenkomst in strijd is met artikel 101 VWEU, omdat specifieke kenmerken van sport relevant zijn voor een mogelijke objectieve rechtvaardiging onder artikel 165. Tevens is de overeenkomst onder zeer uitzonderlijke omstandigheden vastgesteld, en twijfelt hij of de overeenkomst in voldoende mate schadelijk is voor de mededinging.

Prejudiciële vragen:

1) Vormt een overeenkomst die op 7 april 2020 langs elektronische weg via de platforms Zoom of Microsoft Teams is gesloten door alle betaaldvoetbalclubs in de hoogste divisie van een lidstaat, waarbij de meeste betaaldvoetbalclubs in de tweede divisie van die lidstaat zich de volgende dag langs diezelfde weg hebben aangesloten – in beide gevallen met medeweten van de bond die in die lidstaat tot doel heeft de activiteit van het beroepsvoetbal te waarborgen en te reglementeren – en waarbij zij zich ertoe hebben verbonden om in de in het onderhavige verzoek om een prejudiciële beslissing beschreven omstandigheden geen contracten te sluiten met beroepsvoetballers uit die divisies die hun arbeidsovereenkomst eenzijdig hebben opgezegd op grond van uit de COVID-19-pandemie voortvloeiende kwesties of van naar aanleiding daarvan genomen buitengewone besluiten, inzonderheid de verlenging van het sportseizoen, een regel die de sport betreft in de zin van de rechtspraak in de zaak Meca-Medina (C-519/04 P, Meca-Medina [en Majcen/Commissie, EU:C:2006:492])?

2) Kan een regel die voortvloeit uit een overeenkomst die op 7 april 2020 langs elektronische weg via de platforms Zoom of Microsoft Teams is gesloten door alle betaaldvoetbalclubs in de hoogste divisie van een lidstaat, waarbij de meeste betaaldvoetbalclubs in de tweede divisie van die lidstaat zich de volgende dag langs diezelfde weg hebben aangesloten – in beide gevallen met medeweten van de bond die in die lidstaat tot doel heeft de activiteit van het beroepsvoetbal te waarborgen en te reglementeren – en waarbij zij zich ertoe hebben verbonden om in de in het onderhavige verzoek om een prejudiciële beslissing beschreven omstandigheden geen contracten te sluiten met beroepsvoetballers uit die divisies die hun arbeidsovereenkomst eenzijdig hebben opgezegd op grond van uit de COVID-19-pandemie voortvloeiende kwesties of van naar aanleiding daarvan genomen buitengewone besluiten, inzonderheid de verlenging van het sportseizoen, met de in het onderhavige verzoek om een prejudiciële beslissing beschreven kenmerken, doelstellingen en omstandigheden, voor de toepassing van de in de arresten van 19 februari 2002, Wouters en anderen (C-309/99, EU:C:2002:98, punt 97), en 18 juli 2006, Meca-Medina en Majcen/Commissie (C-519/04 P, EU:C:2006:492, punt 42) ontwikkelde rechtspraak, worden aangemerkt als evenredig en passend, en bijgevolg, krachtens het bepaalde in artikel 165 VWEU, verenigbaar met artikel 101, lid 1, VWEU?

3) Verzet artikel 101, lid 1, VWEU zich tegen een uitlegging volgens welke een overeenkomst met de in het onderhavige verzoek om een prejudiciële beslissing beschreven kenmerken, doelstellingen en omstandigheden die op 7 april 2020 langs elektronische weg via de platforms Zoom of Microsoft Teams is gesloten door alle betaaldvoetbalclubs in de hoogste divisie van een lidstaat, waarbij de meeste betaaldvoetbalclubs in de tweede divisie van die lidstaat zich de volgende dag langs diezelfde weg hebben aangesloten – in beide gevallen met medeweten van de bond die in die lidstaat tot doel heeft de activiteit van het beroepsvoetbal te waarborgen en te reglementeren – en waarbij zij zich ertoe hebben verbonden om in de in het onderhavige verzoek om een prejudiciële beslissing beschreven omstandigheden geen contracten te sluiten met beroepsvoetballers uit die divisies die hun arbeidsovereenkomst eenzijdig hebben opgezegd op grond van uit de COVID-19-pandemie voortvloeiende kwesties of van naar aanleiding daarvan genomen buitengewone besluiten, inzonderheid de verlenging van het sportseizoen, kan worden aangemerkt als een mededingingsbeperking naar strekking daar deze in voldoende mate schadelijk is voor de mededinging?

Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-519/04 P; C-309/99; C-586/16 P Sun Pharmaceutical Industries en Ranbaxy (UK)/Commissie; C-81/12 Asociatia Accept; C-25/08 Olympique Lyonnais; C-415/93; C-36/74; T-93/18 International Skating Union/Commissie; C-325/08 Loympique Lyonnais

Specifiek beleidsterrein: EZK