C-135/25 Kachev
Zie bijlage voor de verwijzingsuitspraak, en klik hier voor het dossier van het Hof van Justitie (voor zover beschikbaar).
Termijnen: Motivering departement: 3 maart 2025 12:00 uur Schriftelijke opmerkingen: 12 maart 2025
Trefwoorden: veroordeling bij verstek, recht op een eerlijk proces
Onderwerp: Richtlijn (EU) 2016/343 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende de versterking van bepaalde aspecten van het vermoeden van onschuld en van het recht van personen om aanwezig te zijn bij het proces in strafprocedures: artikelen 8 en 9. Feiten: De zaak betreft M. S.T., die bij verstek is veroordeeld voor gekwalificeerde diefstal door de rechtbank in Bulgarije. Hij werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van één jaar. Hij werd oorspronkelijk in staat van beschuldiging gesteld op 5 februari 2024, waarbij hij werd geïnformeerd over zijn plicht zich beschikbaar te houden voor de rechtsgang. De verdachte verliet echter op 15 februari 2024 Bulgarije, zonder de autoriteiten te informeren over een adreswijziging. Pogingen om hem te dagvaarden op het door hem opgegeven adres en telefoonnummer mislukten. Familieleden verklaarden dat hij in Duitsland verbleef. Zijn proces vond daarom bij verstek plaats, vertegenwoordigd door een door de staat aangewezen advocaat. Bij zijn arrestatie op 16 juni 2024 vernam M. S.T. pas van zijn veroordeling. Hij diende een verzoek in tot heropening van de zaak omdat hij niet had deelgenomen aan de strafprocedure.
Overweging: De Bulgaarse wet sluit heropening van een zaak uit als de veroordeelde na de aanklacht is verdwenen en daardoor niet persoonlijk op de hoogte is gesteld van het proces. De verwijzende rechter betwijfelt of deze nationale regeling verenigbaar is met richtlijn 2016/343, die het recht waarborgt om bij het proces aanwezig te zijn en een nieuw proces te eisen bij afwezigheid.
Prejudiciële vragen: 1). Is de nationale wetgeving verenigbaar – Art. 423, lid 1, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering, dat in de weg staat aan de heropening van een strafzaak en het recht op een nieuw proces ontzegt aan een bij verstek veroordeelde wanneer hij is verdwenen nadat hij persoonlijk in staat van beschuldiging is gesteld in de procedure die aan het proces voorafgaat en de rechter hem wegens zijn verdwijning niet in kennis heeft kunnen stellen van de datum en de plaats van het proces, en hem in kennis te stellen van de gevolgen van zijn verzuim om voor het gerecht te verschijnen, namelijk dat de zaak bij verstek kan worden behandeld en berecht overeenkomstig de in artikel 9 en 8 van het gemeenschapsrecht neergelegde wettelijke vereisten van het Gemeenschapsrecht. 9 en 8, 4 van Richtlijn (EU) 2016/343 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende de versterking van bepaalde aspecten van het vermoeden van onschuld en van het recht van personen om aanwezig te zijn bij het proces in strafprocedures?
2) Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, kan de nationale rechter dan overeenkomstig de beginselen van gelijkwaardigheid en doeltreffendheid oordelen dat een bij verstek veroordeelde persoon geen recht heeft op een nieuw proces wanneer:
2.1 De rechtbank had alle redelijke inspanningen geleverd om hem van het proces op de hoogte te brengen, maar hoewel hij formeel op de hoogte was gebracht van het feit dat hem een strafbaar feit ten laste was gelegd en hij er dus van op de hoogte was dat hij zou worden berecht, had hij dit opzettelijk gedaan om te voorkomen dat hij formeel op de hoogte zou worden gebracht van de datum en de plaats van het proces, door te verdwijnen van het adres waar hij zich ertoe had verbonden het surveillancebevel in afwachting van het proces na te leven;
2.2 De overeenkomstig artikel 246 van het Wetboek van Strafvordering opgestelde tenlastelegging en het document waarin de datum en plaats van het geplande proces worden vermeld, zijn verzonden naar en daadwerkelijk afgegeven op het adres dat de veroordeelde na de eerst tenlastelegging overeenkomstig artikel 219 van het Wetboek van Strafvordering aan de autoriteiten die belast zijn met het vooronderzoek heeft meegedeeld, en de tenlastelegging in de tenlastelegging komt overeen met het strafbare feit dat in het vooronderzoek ten laste is gelegd en de wettelijke kwalificatie ervan;
2.3 Werd de veroordeelde tijdens de gehele procedure in zijn afwezigheid verdedigd door een door de staat aangewezen advocaat?
Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-569/20 Spetsializirana prokuratura (Procès d’un accusé en fuite); C-400/23 VB II (Information sur le droit à un nouveau procès); C-644/23 Stangalov; C-3/16 Aquino; C-58/13 en C-59/13 Torresi; C-323/18 Tesco-Global Áruházak; C-216/18 Minister for Justice and Equality; C-492/18 PPU TC.
Specifiek beleidsterrein: JenV