C-137/15 Plaza Bravo
Prejudiciële hofzaak
Zie bijlage rechts voor de verwijzingsuitspraak Klik hier voor het volledige dossier van het Hof van Justitie Termijnen: Motivering departement: 14 mei 2015 (Concept-) schriftelijke opmerkingen: 30 mei 2015 Schriftelijke opmerkingen: 30 juni 2015 Trefwoorden: sociale zekerheid; gelijke behandeling (man/vrouw, arbeid/beroep) Onderwerp Richtlijn 79/7 van de Raad van 19 december 1978 betreffende de geleidelijke tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen op het gebied van de sociale zekerheid
Verzoekster María Plaza Brave, geboren 1950, werkt vanaf 1977 bij verweerster als kamermeisje op een deeltijdarbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. In mei 2013 verliest zij haar baan na een procedure van collectief ontslag (gevolgen van de crisis), goedgekeurd door de rechter. Verzoekster vraagt dan een werkloosheidsuitkering aan die zij vanaf 10-05-2013 ontvangt. Maar zij is het niet eens met de berekening van de (dag)uitkering en start daarom een procedure waarin zij vraagt de deeltijdcoëfficiënt van 60% buiten toepassing te laten. De rechter wijst dit verzoek af bij uitspraak van 30-06-2014.
De verwijzende SPA rechter (Tribunal Superior de Justicia del País Vasco) heeft uit arrest C-385/11 al enkele uitleggingscriteria afgeleid van artikel 4, lid 1, van RL 79/7. Door toepassing van de nationale regeling worden deeltijdwerkers bij toegang tot socialezekerheidsuitkeringen ongunstiger behandeld dan voltijdwerkers, terwijl daarvoor geen rechtvaardiging is. En omdat de meeste deeltijdarbeiders vrouw zijn is eveneens sprake van indirecte discriminatie. Uit een in december 2014 gehouden enquête blijkt hierin nog weinig verandering. Achterstelling van vrouwen is mede onrechtvaardig omdat zij dezelfde bijdrage betalen maar geen gelijke uitkering krijgen. Ook neemt de rechter mee dat het nadeel dat de grondslag waarop toekomstige uitkeringen, zoals voor verzoekster haar nabije ouderdomspensioen, worden gebaseerd lager wordt. Hij stelt het HvJEU de volgende vraag: “Verzet artikel 4, lid 1, van richtlijn 79/7/EEG van de Raad van 19 december 1978 betreffende de geleidelijke tenuitvoerlegging van het beginsel van gelijke behandeling van mannen en vrouwen op het gebied van de sociale zekerheid zich in omstandigheden als die van het onderhavige geding tegen een nationale regeling krachtens welke voor de berekening van de uitkering bij volledige werkloosheid als gevolg van het verlies van een deeltijdbaan, die de enige baan van de werknemer is, er op het algemeen vastgestelde maximale bedrag van de uitkering een deeltijdcoëfficiënt wordt toegepast die overeenkomt met het percentage dat de arbeidstijd van de deeltijdwerker uitmaakt ten opzichte van de arbeidstijd van een vergelijkbare voltijdwerker, als er rekening wordt gehouden met het feit dat in die lidstaat deeltijdwerkers voor het overgrote deel vrouwen zijn?” Aangehaalde (recente) jurisprudentie: C-385/11 Elbal Moreno Specifiek beleidsterrein: BZK mede SZW en VenJ